In de buurschap Noetsele nabij de Regge werd in 1836 het huidige Nijverdal gesticht, op de plaats waar de vlak daarvoor aangelegde weg van Zwolle naar Almelo de Regge kruiste. Het was op advies van Thomas Ainsworth dat de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) hier een magazijn oprichtte. Thomas zelf stichtte er een geheel door de NHM gefinancierde modelweverij met kettingsterkerij en vlasspinnerij. In het magazijn of de factorij werden geweven stoffen ingezameld voor de export.
Industrialisering
Veel Twentse boeren hadden op de deel van de boerderij een weefgetouw om zo door thuiswerk iets bij te kunnen verdienen. Zij werkten samen met fabrikeurs, handelaren die de door de boeren geleverde halffabricaten lieten bewerken en vervolgens verkochten. Vanaf het eind van de 18de eeuw begon Europa langzamerhand te industrialiseren. In de Nederlanden kwam de industrialisatie pas op gang in het eerste kwart van de 19de eeuw. Vooral in Vlaanderen, dat van 1813 tot 1830 deel uitmaakte van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, werden textielfabrieken gesticht. De thuiswevers kwamen in grote fabriekscomplexen te werken, waar het traditionele handweefgetouw was vervangen door machines die op stoom werkten. Een groot deel van de productie werd geëxporteerd naar Nederlands-Indië. Hiermee werden grote sommen geld verdiend.
"Geef mij een snelspoel"
Na de afscheiding van België ging Willem de Clercq, secretaris van de NHM, op zoek naar nieuwe gebieden in Nederland om op industriële schaal textiel te fabriceren. In 1832 trof De Clercq toevalligerwijs in het Hengelose logement De Ster Thomas Ainsworth, een uit Engeland afkomstige textielingenieur. Deze had tot dan toe onder andere in de Zuidelijke Nederlanden zijn technische kennis te gelde proberen te maken. De overlevering wil dat hij toen de legendarische woorden sprak: "Geef mij een snelspoel en een arme Twentse jongen en ik zal u in een korte tijd calicots leveren zoveel u wilt."
Ainsworth's modelweverij
Er ontstond een nauwe samenwerking tussen Ainsworth en de NHM, die in 1833 uitmondde in de oprichting van een weefschool in Goor. Ainsworth zocht vervolgens een plek waar de katoentjes gemakkelijk ingezameld en verder vervoerd konden worden. Deze plek vond hij nabij Noetsele.
Naamgeving
De stichting van Nijverdal was daarmee een feit. Kort voor de
eerste steenlegging van de fabriek, die plaatsvond op 14 mei 1836,
werd besloten dat de nieuwe nederzetting een naam moest krijgen. Er
werden namen voorgesteld als Houvenburg of Houvendaal, naar de
toenmalige president-directeur van de NHM. Deze bedankte echter
voor de eer. Vervolgens werden de namen Nijverheidsstede en
Nijverheidsoord overwogen. Op 9 mei 1836 werd uiteindelijk in een
statige directiekamer aan de Amsterdamse Herengracht besloten dat
het Nijverdal moest zijn.
In 1841 overleed Ainsworth op het landgoed Eversberg dat net over
de Regge in de gemeente Wierden was gelegen. Hij werd in Goor
begraven, waar zijn grafmonument nog steeds te vinden is.