Marken in Hellendoorn

Gezamenlijk beheren van bezit

Tijd van steden en staten

Een marke is een verenigde gemeenschap van eigenaren van boerderijen met omliggende landerijen en gemeenschappelijke gronden binnen een bepaald gebied. De markegenoten regelden het beheer van deze gronden, die bestonden uit onontgonnen gebied zoals heide en veen. Ook maakten de landeigenaren afspraken over het gebruik van de akkers van de verschillende boerderijen op de zogenaamde essen of enken. De meeste marken in onze regio ontstonden in de 13de en 14de eeuw.

Buurschap

In de vroege middeleeuwen stonden boerderijen vaak alleen in het landschap. Vanaf de volle middeleeuwen werden ze in groepen bij elkaar gebouwd, rondom een brink, es of enk, of langs een bepaalde doorgaande verbinding over weg of water. Men bouwde en ontgon de woeste gronden naar behoefte. De kleine bevolkingscentra van families en verwanten vormden als boer- of buurschappen hechte, sociale samenlevingsverbanden.
Vanaf 1150 verkreeg de bisschop van Utrecht langs de gehele Regge veel gronden. Gezien de datering van de Hellendoornse kerk in dezelfde tijd moet de bevolking rond deze periode sterk gegroeid zijn. Iedereen gebruikte het niet ontgonnen land voor het steken van plaggen, weiden van schapen of kappen van bomen.

Marken

De oorspronkelijke bewoners voelden zich bedreigd door deze bevolkingstoename, omdat er steeds meer woeste grond in cultuur gebracht werd. Zij gingen samenwerken om dit tegen te gaan en noemden hun samenwerking een marke (letterlijk: grens of scheiding, denk aan het woord markeren). De eerste marken die genoemd worden binnen de huidige gemeente Hellendoorn zijn de marken Egede en Rhaan. Zij worden beide in 1383 in de leenregisters van de bisschop genoemd. Later blijken deze marken zich met de buurschappen Marle, Eelen en Meer te hebben verenigd in de Dammarke. Daarnaast kende de gemeente Hellendoorn de marken Daarle, Haarle, Hellendoorn, Hulsen en Noetsele.

Functioneren en benaming

De marke bestond uit een aantal markegenoten. Dit waren de eigenaren van boerderijen die "gewaard" waren binnen de marke, dat willen zeggen dat zij gebruiksrecht van de gemeenschappelijke gronden genoten. Boeren zonder aandeel in de marke werden keuters of katers genoemd. De uitgang -kate, of -kotte in erfnamen herinnert aan de herkomst van deze erven. De markegenoten stonden de keuters oogluikend of tegen betaling toe hun landbouwbedrijf uit te oefenen. Naast het beheer van de woeste gronden richtten de marken zich ook op de waterhuishouding, de infrastructuur en het onderwijs.
Aan het hoofd van de marke stond een markerichter. In Haarle was er een gekozen markerichter, maar in de meeste marken was deze functie verbonden aan het adellijke huis met de meeste waardelen in de marke. Dit wordt erfmarkerichterschap genoemd. De vergaderingen werden gehouden op een van de pachtboerderijen van het adellijke huis. Zo'n boerderij kreeg vaak de naam hof. Vandaar dat we in Hellendoorn nog steeds het erve Hofman kennen. Voor Hulsen herinnert de Holsenerweg aan de Hof te Hulsen. De hof te Egede werd later verbouwd tot de havezate met gelijke naam. De Heuversteeg in Marle herinnert waarschijnlijk aan de voormalige hof daar.