Vanaf de 8ste eeuw bekeerden de Germaanse volkeren zich geleidelijk tot het christendom. De kerstening van het noordoosten van Nederland en het aangrenzende Westfaalse gebied was het werk van de Angelsaksische monniken Willibrord, Liudger en Lebuinus. Door laatstgenoemde werd in 768 een houten kerkje gebouwd op de plek van de huidige Lebuïnuskerk in Deventer. Van daaruit werd de kerstening van Salland georganiseerd.
Kerspel Hellendoorn
Hellendoorn was in 1275 een zelfstandig kerspel of parochie, met een kerk en een priester. Patroonheilige was St. Sebastianus. Hellendoorn moet al eerder, in de 12de eeuw, van de parochie Raalte zijn afgesplitst. Deze parochie omvatte indertijd een groot deel van Salland. De houten filiaalkerk in Hellendoorn zou al in de negende eeuw ontstaan kunnen zijn. Aangezien er vanwege de vele moerassen in de Middeleeuwen geen rechtstreekse weg van Hellendoorn naar Daarle liep, is er volgens overlevering een kapel in Daarle geweest. Schriftelijk bewijs is er niet, maar wel een tastbaar spoor in de vorm van een Romaans doopvont.
Van doopvont tot paardenkrib
Op het erve Janshuis in Daarle bevond zich tot 1927 een fraai met wingerdranken en lijnversiering bewerkt doopvont uit circa 1200, gemaakt van Bentheimer zandsteen. Het was als voederbak voor paarden voor driekwart ingemetseld. Nadat het gekocht was ten behoeve van het Rijksmuseum Twente werden er allerlei gissingen gedaan naar de herkomst. Eén van de theorieën is, dat het afkomstig zou zijn uit een oude kerk of kapel rond Daarle. Tijdens de Reformatie zou het dan uit die kerk verwijderd zijn en ergens in de directe omgeving terecht zijn gekomen. Het was heel normaal dat voorwerpen die herinnerden aan de oude leer werden ontheiligd door ze in te zetten voor dagelijks gebruik. Altaarstenen werden bijvoorbeeld gebruikt als traptredes, van heiligenbeelden werden de gezichten weggehakt en muurschilderingen werden overgeschilderd. Ook Hellendoorn en Den Ham maken aanspraak op de doopvont, maar tot op heden is sluitend bewijs voor geen enkele van de theorieën te vinden. Enig vaststaand feit is dat de vondst in Daarle is gedaan.
Mogelijke herkomst
De boerderij waar de doopvont werd aangetroffen, werd gebouwd met bouwmaterialen uit een oudere boerderij die waarschijnlijk in de kern van Daarle heeft gestaan. De eerste vermelding van de boerderij dateert echter pas uit 1798, wat zou betekenen dat de doopvont begin 19de eeuw vanaf elders naar de boerderij is gebracht. Aangezien in die tijd juist dergelijke vonten in ere werden hersteld, ligt het meer voor de hand dat het met de verplaatsing van het erf is meegegaan. Het zou dan mogelijk afkomstig kunnen zijn van het erf Klein Johannink, dat voorkwam in de kern van Daarle en in de loop der tijd verdween. Deze boerderij heeft naast of in de directe buurt gestaan van de vermoedelijke plaats van de kapel in Daarle. Na afbraak van de kapel zou het doopvont op dit erve Johannink terecht zijn gekomen, en in de loop der geschiedenis gedegradeerd zijn tot paardenkrib.