Brood is al eeuwenlang één van de belangrijkste levensmiddelen. In de Middeleeuwen bakten veel gezinnen hun eigen brood. Later werd dat meer en meer het werk van bakkers. Omdat rogge goedkoop was, werd in Dalfsen en omgeving meestal zwart roggebrood gegeten. Dit werd gemaakt van grof gemalen rogge. Rijke mensen aten liever brood dat gemaakt was van fijn gemalen tarwe (tarwebloem). Dat brood werd daarom ook wel "herenbrood" genoemd. Het was een luxe artikel. Het had door de bereidingswijze een meer kruimige structuur dan roggebrood.
Peperkoeken
Koek was ook zo'n luxe artikel. Het werd net als herenbrood gemaakt van fijn gemalen tarwe, waaraan verschillende kruiden en soms ook gember werden toegevoegd. In de 14de eeuw was er in Deventer al een koekbakkersgilde. Koek was in onze omgeving dus al heel vroeg bekend. De specerijen die voor het koekbakken nodig waren, werden in de Middeleeuwen door handelaren meegebracht van hun reizen naar het Verre Oosten. In de 17de eeuw nam de Verenigde Oost Indische Compagnie de handel in specerijen over. Hierdoor kwamen deze kruiden in grotere hoeveelheden beschikbaar, maar de prijs bleef hoog. In Dalfsen en omgeving woonden veel adellijke families en rijke kooplieden hadden er hun buitenverblijven. Er waren hier dus mogelijkheden om herenbrood en koek te bakken en te verkopen. Vroeger werden overal kermissen en jaarmarkten gehouden. Op die markten werd van alles verkocht, zowel gebruiksartikelen als etenswaren. Er waren ook speciale koekkramen. Gewone mensen trakteerden zichzelf en hun familie op koek. Zo werd het bezoek aan de jaarmarkt iets bijzonders. Deze zachte koeken, soms ook peperkoeken genoemd, waren ongeveer zo groot als eierkoeken nu.
Koekbakker Gerrit Frijling
Op 19 april 1755 trouwden in de Nederduits Gereformeerde kerk van Dalfsen (de Grote Kerk) Albert Frijling met Antonette Overweg. Albert kwam uit Warmond bij Leiden. Hij werkte al 7 jaar als dienstknecht op het kasteel Rechteren. Antonette kwam uit een Dalfser bakkersfamilie. Zij was een dochter van bakker Swier Overweg, die zijn bakkerij in de Prinsenstraat had (in het pand waar later boekhandel Van der Vegt was). Haar opa Antoni Overweg was al vóór 1700 bakker in Dalfsen en ook oom Hendrik Overweg was bakker. Vader Swier was in 1754 overleden en het pas getrouwde echtpaar Frijling trok bij haar moeder in. Moeder en dochter zetten de bakkerij voort en waarschijnlijk is Albert bakker geworden. Het echtpaar kreeg twee dochters en een zoon. Zoon Gerrit Frijling (1756-1833) werd ook bakker. De bakkers Overweg en Frijling bakten koeken en zij stonden daarmee ook op kermissen en jaarmarkten.
Dalfser moppen
De Dalfser moppen stammen waarschijnlijk uit 1784. Volgens een familieverhaal heeft Gerrit bij het bakken van koeken een fout gemaakt. Op zekere dag in 1784 schoof hij in zijn bakkerij in de Prinsenstraat een blik in de oven waarop bolletjes deeg lagen. Het was misschien de bedoeling dat dit een kleiner soort peperkoeken zouden worden. Dat pakte anders uit. Toen Gerrit de oven opentrok, snoof hij de geur op van een baksel dat hij niet kende. Het was toch geen misbaksel? De koeken waren kleiner en veel harder, maar het baksel rook lekker en de koekjes smaakten heerlijk. Hij nam ze mee naar de jaarmarkt en noemde de nieuwe koekjes "Dalfser moppen". Het koekje viel bij het publiek in de smaak en hij was zo door zijn voorraad heen. Dankzij de kermissen en jaarmarkten waren Frijlings Dalfser moppen binnen korte tijd buiten Dalfsen bekend. Omstreeks 1800 waren de Dalfser moppen op de kermis in Zwolle te koop voor twee stuivers per pond aan de kraam van Gerrit Frijling vóór het herenlogement. Ook zijn achterneef Lambertus Overweg stond toen met Dalfser moppen op de kermis in Zwolle.
Concurrentie
Succes kreeg navolging. Er werd geprobeerd om de Dalfser moppen te imiteren. Onder meer door een Zwolse bakker die zijn "Dalfser moppen" op de markt aanbood voor 9 cent per pond. Frijling verkocht de koekjes voor 10 cent per pond. Ook in Deventer werden Dalfser moppen gemaakt, maar dat was geen succes. Er is nog geprobeerd deze koekjes onder de naam:"Deventer moppen" aan de man te brengen, maar dat lukte ook niet. De smaak van de Dalfser moppen was blijkbaar niet te evenaren. Het gevolg van al die concurrentie was wel dat de Dalfser moppen in het vervolg "Opregte Dalfser moppen" heetten. De Opregte Dalfser moppen werden door heel Nederland verkocht, behalve in de zuidelijke provincies. Het vervoer ging eerst per beurtschip via Zwolle en later per vrachtwagen. Vandaag de dag worden nog steeds Dalfser moppen gebakken; ze gaan in mooie nostalgische verpakkingen over de toonbank.