De keizer en de bisschop
In de Middeleeuwen was de Duitse keizer Otto I (de eerste) de baas over een groot deel van Europa. Zijn rijk was veel te groot om alleen te besturen. Daarom vroeg hij belangrijke mensen hem te helpen. Eén van die mensen was de bisschop van Utrecht. In 944 schreef de keizer aan de bisschop dat hij de baas over het bos van Vollenhove mocht zijn.
Fulnaho
Het bos lag op de plaats waar nu Vollenhove ligt. Het heette Fulnaho. Dat is de oude naam van Vollenhove. Het bos was het eerste stukje land in Overijssel waar de bisschop de baas mocht zijn. Later werd hij de baas over heel Overijssel.
Boeren
Wie bij het bos wilde wonen, moest eerst toestemming vragen aan de bisschop. Vond de bisschop het goed, dan mocht je bomen omhakken om een akker te maken en een boerderij te bouwen. In ruil daarvoor gaf je de bisschop ieder jaar een deel van de oogst. Vaak was dat graan. De boeren moesten het graan naar Vollenhove brengen. Daar was een grote voorraadschuur waarin het graan werd opgeslagen. Ook moesten de boeren klusjes doen voor de bisschop.
Dorpen
Later besloot de bisschop dat ook de wildernis buiten het bos geschikt voor landbouw gemaakt moest worden. Eerst werd een strook grond langs de kust tussen Vollenhove en Kuinre tot vruchtbaar land gemaakt. Daarna liet hij de wildernis in het binnenland opruimen Op die manier werd het hele Land van Vollenhove geschikt gemaakt om te wonen en konden er dorpen ontstaan.
Stadjes
De bisschop wilde zijn land en het werk van de boeren wel goed in de gaten houden. Daarom liet hij een groot kasteel in Vollenhove bouwen: het Oldehuis. Van daaruit kon hij het Land van Vollenhove besturen. Ook Steenwijk en Kuinre waren belangrijke plaatsen voor de bisschop om het gebied te besturen. Omdat Steenwijk en Vollenhove de oudste en belangrijkste dorpen waren, maakte de bisschop hier stadjes van.