In één klap raakte Nieuwer-Amstel zijn raadhuis en 28 duizend inwoners kwijt. Al jaren had Amsterdam laten weten de wijken te willen annexeren die tegen de hoofdstad aan zaten geplakt. Om het verzet daartegen voor eens en altijd duidelijk te maken, had Nieuwer-Amstel in 1892 een raadhuis aan de Amstel neergezet. Het mocht niet baten. Dat raadhuis van Nieuwer-Amstel en 85 procent van de inwoners vielen in 1896 in de schoot van Amsterdam.
Na de amputatie telde Nieuwer-Amstel (Amstelveen) slechts vijfduizend inwoners. Hoofdzakelijk agrariërs, ploeterend in hun polders. Nu ze ook geen raadhuis meer bezaten, vergaderden de raadsleden in een cafézaaltje aan de Dorpsstraat. Tot ze weer een eigen raadhuis hadden. De annexatie was niet zonder slag of stoot verlopen. Met dank aan pastoor Brouwers, die zich in kranten en in discussies fel verzette. Waarom deze Amsterdamse polemist in 1872 door kerkelijke autoriteiten werd gebombardeerd tot dorpspastoor in Bovenkerk was een raadsel. Brouwers besloot er het beste van te maken. Hij wilde dat in zijn Bovenkerk 'de breedste, hoogste en vormrijkste' kerk van heel Amstelland zou verrijzen. Een mooie plek wist hij ook al: aan de oever van De Poel. Hij vond een van zijn Amsterdamse vrienden, architect Pierre Cuypers, bereid de kerk te ontwerpen.
Brouwers mocht goede contacten in Amsterdam hebben, dat de stad het grootste deel van 'zijn' Nieuwer-Amstel wilde annexeren, zinde hem niet. En dat liet hij luidkeels horen. Hij had zich, schreef hij, 'tot de tanden gewapend tegen het roofzieke Amsterdam' en hekelde de 'grootmogendheidszucht' van de stad. Nu viel niet te ontkennen dat de hoofdstad tegen het eind van de negentiende eeuw ongeveer uit z'n voegen barstte. Er verrezen woningen net over de stadsgrens, sommige panden stonden half in Amsterdam en half in Nieuwer-Amstel. Het Concertgebouw werd gebouwd op een weiland van de buren van Amsterdam. Het Vondelpark lag deels in Nieuwer-Amstel.
In de hoofdstad luidde de kritiek dat Nieuwer-Amstel niet goed voor z'n inwoners op de stadsgrens zorgde. Als antwoord daarop liet Nieuwer-Amstel een brandweerkazerne neerzetten, schuin tegenover het Concertgebouw - aan het plein dat de naam kreeg van de in 1893 overleden pastoor Brouwers. Alle goede bedoelingen ten spijt, Nieuwer-Amstel wist het onheil niet af te wenden. Het merendeel van de bewoners van Nieuwer-Amstel vormde immers, om met Gedeputeerde Staten te spreken, slechts een aanhangsel van Amsterdam.
Dit is niet het volledige verhaal van de hapgrage hoofdstad, want na jarenlang gesteggel volgde nog een annexatie in 1921. Dat Amstelveens burgemeester Colijn, tevens kamerlid, in het parlement uitriep dat het onrechtvaardig was, omdat Amsterdam ooit tot Nieuwer-Amstel had behoord, leverde hem slechts hoongelach op. De realiteit heeft geen boodschap aan de historie. Ook Diemen en Ouder-Amstel waren slachtoffer van de grenscorrectie van 1921. Diemen verloor bijvoorbeeld de zeedijk tot het Nieuwe Diep en Ouder-Amstel moest het gebied afstaan dat liep van de Duivendrechtse brug langs de trekvaart in de richting van de Amstel.
Burgemeester Colijn en zijn wethouders realiseerden zich dat Amstelveen een nieuwe impuls nodig had na de mokerslag van de annexaties. Zou het lukken forensen te lokken en Amstelveen zo boven het niveau van een dommelend boerendorpje uit te tillen? En de gemeentekas te spekken? Colijn prees zijn dorp aan 'voor hen, die na gedane dagtaak Amsterdam willen ontvluchten en profiteren willen van ons landelijk schoon'. Van die schoonheid mocht je je overigens geen overdreven voorstelling maken. Veel meer dan een wandeling langs een modderige weg had Amstelveen niet in de aanbieding. Tot in de zomer van 1928 de hekken opengingen van een mooi ontworpen Wandelpark. Op zonnige dagen kon de gegoede burgerij de strooien hoed opzetten om er te flaneren. Klanken van plaatselijke muziekkorpsen mengden zich er met vogelzang. Er kwam meer groen. Stukjes drassig land die minder geschikt waren voor woningbouw, leenden zich prima voor de aanleg van heemparkjes. Zo creëerde Amstelveen een 'gouden hoek' met luxe woningen, omkaderd door een heempark dat internationaal naam maakte. Tot uit Japan kwamen deskundigen kijken in dat Jac. P. Thijssepark. Amstelveen deed als woonplaats niet meer onder voor Heemstede of Bussum.
Dat Amsterdam op aanraden van Jac. P. Thijsse een groot recreatiebos wilde planten in de grotendeels Amstelveense polders, zinde het Amstelveense gemeentebestuur matig. Liever zag men er villawijken verrijzen; bomen leveren immers geen belasting op. Niet zeuren, gewoon annexeren die boel, klonk het geïrriteerd in de Amsterdamse gemeenteraad. De recente grenscorrecties hadden echter zoveel kwaad bloed gezet, dat Amsterdam daar van afzag. Onteigenen van de grond kon wel. Zodoende ligt het Amsterdamse Bos grotendeels op het grondgebied van de buren. Pal tegenover het wandelparkje dat indertijd was ingericht om nieuwkomers te lokken, bouwde een halve eeuw later de KLM haar hoofdkantoor. Amstelveen, na de annexaties niet meer dan een onooglijk dorpje, had zich ontwikkeld tot een 'stad in het groen'.