In venster 4 ging het over het christelijk worden van West-Friesland. Het fijne weten we er niet van. In elk geval gebeurde het mettertijd. De mensen leerden onderscheiden wat 'goed' was en wat 'kwaad' en stemden daar hun gedrag op af. Of niet, maar dan wisten ze dat ze 'fout' zaten. Zichtbaarder bewijs van het doordringen van het geloof waren kerktorens in het landschap. En christelijke voornamen, vooral Jan, Klaas, Jacob en Pieter. Overigens werden in Noord-Holland nog lang oude Germaanse namen gebruikt. De positie van de priester in de parochie werd steeds belangrijker. Dat kwam ook omdat Rome in 1214 afkondigde dat in de mis brood en wijn werkelijk in het lichaam en bloed van Christus veranderden. Het was de priester die dat wonder tot stand bracht. Wat zijn parochie vooral aansprak was de verering van dat Allerheiligste. Zo had Alkmaar een devotie tot het Heilig Bloed en Bergen tot het Heilig Brood, het Heilig Sacrament. Het werden bedevaartsplaatsen.
Devoties konden ook ontstaan uit volksgeloof. Zo werd in Enkhuizen een houten Christusbeeld vereerd, uit Noorwegen. Daar had een maagd moeten overgeven en het heilig brood uitgebraakt bij een holle boom. Daaruit was het beeld gegroeid. In Hoorn was er zo'n wonderverhaal rond een Mariabeeld, Maria van Hoorn. Zulke devoties waren belangrijk voor wie niet konden lezen, ze brachten de hemel dichterbij. Ontwikkelden hadden echter meer inhoud nodig. Hun aantal nam vooral toe sinds de vijftiende eeuw. Want zelfs in dorpen als Keins, Haringhuizen, Hensbroek, Obdam, Spanbroek en Westerblokker was er toen al een schooltje! Geestelijken schreven boekjes voor zulke 'ontwikkelden', om diepere godsdienstigheid tot stand te brengen.
Maar lezen kon ook iets anders opleveren, kritiek! Al in 1458 was er een Haarlemmer die een Nederlandse Bijbelvertaling had en verkondigde dat het bloed van Christus helemaal niet nodig was ter verlossing. Dat het brood in de mis gewoon brood was en bleef. Dat nota bene in de Bijbel zelf stond dat God juist verbood beelden te maken. (Deuter.5, 7-8) De kritiek nam alsmaar toe, want inmiddels was de boekdrukkunst uitgevonden; elke mening kon worden vermenigvuldigd. De kerk vocht ertegen, maar het was dweilen met de kraan open. De kritiek betrof niet alleen het geloof zelf, maar ook uitwassen ervan. Bijvoorbeeld de kloosters; Holland had er maar liefst 180, Hoorn alleen al 9! Natuurlijk, die waren met goede bedoelingen gesticht, bijvoorbeeld voor armenzorg, maar ze werkten ook concurrerend. Nonnen konden prachtig weven en handwerken, maar belasting betalen..., ho maar! Ze leverden dus te goedkoop.
Rond 1520 kreeg de kritiek een stem, die van Maarten Luther. Diens werk werd meteen in Nederland uitgebracht. Toch bleef zijn invloed er beperkt. Meer invloed hadden de wederdopers. Zij verzetten zich tegen de kinderdoop: een mens kan pas bij volle verstand kiezen voor God, was hun idee. Ook verwierpen ze het staatsgezag, want alleen God is Heer, zeiden ze. Het was een echte revolutionaire beweging met aanhang juist ook in Noord-Holland en West-Friesland. De revolutie werd neergeslagen. Het protest - vandaar 'protestanten' - dat het in Nederland van de oude kerk won, was dan ook noch luthers noch doopsgezind, het was calvinistisch, genoemd naar Johannes Calvijn. Maar de oude katholieke kerk gaf zich niet meteen gewonnen; en de katholieke landsheer nog minder.
Uitgelicht
Wat we weten van het middeleeuwse geloof is dat het eenvoudig was: God had alles zo mooi geschapen, maar de mensen waren ondankbaar, hadden gezondigd. Als straf moesten ze een leven leiden vol ziekten, misoogsten en oorlogen. Vroeger meende men dat dit alles eigen schuld was. En viel te voorkomen door braaf te leven.
Verzoening met God, daar draaide alles om. Wie daarin slaagde, overkwam minder onheil en kwam tenslotte in de hemel, zo werd gedacht. God zelf garandeerde dat. God had zijn eigen Zoon, Jezus Christus, gestuurd, die de mensen van hun ergste zondestraf had verlost, door zijn kruisdood.