Onder Holland

Aan een aspect is nog geen aandacht besteed: aan wie behoorde West-Friesland eigenlijk toe? Wie bestuurde het, was er de baas? Natuurlijk, het Friezenland van Zwin tot Vlie, en iets later tot de Lauwers, kwam na 719 onder Frankisch, Karolingisch bestuur. Sinds 800 werd dat bestuur trouwens keizerlijk, Karel de Grote werd door de paus tot keizer gekroond. West-Friesland behoorde officieel onder dat Karolingische en later Duitse Keizerrijk. Officieel! Maar in feite gingen de West-Friezen hun eigen gang, want de keizer was ver weg. 'Hoe kan ik mijn macht daar zover weg kracht bijzetten?', moet de keizer hebben gedacht. Het antwoord was, door te delegeren. Daarom werd in 885 ene Gerulf graaf van het westelijk deel van Friezenland. Een paar eeuwen later, na 1100, kreeg dat geleidelijk een andere naam, Holland. De graaf heette voortaan graaf van Holland.

De graven van Holland, opvolgers van Gerulf, zelfstandige vorsten ondanks hun band met het Duitse Rijk, beschouwden West-Friesland vanzelfsprekend als hun grondgebied. Maar veel hadden ze daar niet aan, want er viel niet in door te dringen. De Hollandse heerschappij kon er niet een twee drie worden gevestigd, er moest om worden gevochten. Dat moest temeer omdat de West-Friezen invallen deden op Hollands grondgebied.

Na de onderwerping van West-Friesland lieten de graven het bestuur erover grotendeels bij het oude, namelijk in handen van de dorpen of bannen, die het hart van de West-Friese samenleving vormden. Binnen eigen gebied regelde elk bannebestuur veel zaken zelfstandig. Dat had ook te maken met het feit dat in West-Friesland de dorps- en parochiegrenzen samenvielen. Maar de graven lieten niet alles bij het oude. Zoals in Holland zelf werden de dorpen voortaan bestuurd door colleges van schout en schepenen. En voor de criminele rechtspraak - dus in geval van een misdaad, bijvoorbeeld moord - kwamen twee rechtbanken: voor oostelijk West-Friesland het baljuwschap van Medemblik, voor de rest het Westerbaljuwschap.

Probleem was echter dat alleen edelen of 'welgeborenen' in zulke rechtbanken zitting mochten nemen en West-Friesland geen edelen had. De graaf kon dus twee dingen doen, edelen van buiten benoemen of West-Friezen in de adelstand verheffen. Geen van beide methoden bleek een succes. Daarom deed hij op den duur iets anders, hij verleende stadsrechten: bijvoorbeeld in 1356 aan Enkhuizen en Hoorn. Aldus werden stukken uit het baljuwschap van Medemblik losgemaakt, want plaatsen met stadsrecht waren zelfstandig en mochten zelf bestuur en rechtspraak regelen. In 1364 kregen Grootebroek en Bovenkarspel gezamenlijk stadsrecht. Beide dorpen kregen vertegenwoordigers in de 'Stede Grootebroek', maar bleven als dorp zelfstandig. Later werden Lutjebroek en Hoogkarspel nog toegevoegd

In de veertiende eeuw begreep men dat de baljuwschappen voor West-Friesland ongeschikt waren; de graaf besloot ze op te heffen. Om niettemin de rechtspraak goed te regelen verleende hij in 1414 en 1415 naar het voorbeeld van de Stede Grootebroek stadsrechten aan een aantal combinaties van dorpen, de West-Friese 'plattelandssteden'. Aan de 'Stede Abbekerk' bijvoorbeeld met de vier dorpen Abbekerk, Twisk, Midwoud en Lambertschaag. Elk dorp leverde een of meer schepenen voor de gezamenlijke rechtbank, maar behield overigens zijn zelfstandigheid, zijn eigen dorpsbestuur. Niet heel West-Friesland kreeg stadsrechten, een aantal dorpen werd aan het rechtsgebied van respectievelijk Hoorn en Medemblik toegevoegd. Deze bestuurlijke situatie is daarna nog wel eens gewijzigd, maar in hoofdzaak bleef ze in stand tot 1811. West-Friesland bleef ook onder Hollands gezag een bijzonder gebied.

Uitgelicht

Het bekendste moment uit die strijd is de dood van graaf Willem II,'Rooms koning', beoogd keizer. Willem was onvoorzichtig. In 1256 trok hij op, in harnas. Het was winter, hij zakte door het ijs. De West-Friezen sloegen hem dood, bij Hoogwoud.

Pas Willems zoon Floris V voltooide de oorlog, in 1282. Hij liet het lichaam van zijn vader opgraven en bouwde dwangburchten bij Alkmaar, Eenigenburg, Medemblik en Wijdenes; West-Friesland was omsingeld. Binnen enkele jaren werd het onderworpen, in 1289 volgde vrede; Floris werd als heer erkend. Nog eenmaal, in 1297, na de moord op hem, kwam er opstand. Zonder succes: de Slag bij Vrone.