Overal werd druk gediscussieerd over de nieuwe religieuze denkbeelden. Dat leidde tot onrust en ruzies en daarom werd in 1532 in IJsselstein en Benschop een wet uitgevaardigd, die preken en verhandelingen in het openbaar over de afwijkende denkbeelden verbood. Toen de baron van IJsselstein, Floris van Egmond, in 1534 een keer naar de kerk ging, werd hij onderweg aangesproken door enkele wanhopige dames. Ze waren beschuldigd van opruiende gesprekken en konden de hoge boete niet betalen. Ze wisten Floris te overtuigen dat ze bij iemand thuis in besloten kring slechts de bijbel hadden gelezen. Floris streek met de hand over het hart.
De baron was niet de enige die positief stond tegenover het protestantisme. De drost van IJsselstein, Gijsbert van Baexen, had rond 1530 een doopsgezinde huiskapelaan. Zijn vrouw raakte erg onder de indruk van de nieuwe denkbeelden. Vooral in Benschop sloegen de doopsgezinde denkbeelden erg aan en het verhaal gaat, dat minstens 150 Benschoppers naar Munster trokken toen daar een doopsgezinde heilstaat werd gesticht. Ook toen Amsterdam in 1535 werd bestormd door dopersen, bevonden zich minstens 300 Benschoppers onder de aanvallers. De reactie was hard: velen werden gearresteerd en ter dood gebracht en dat brak de beweging in Benschop.