Een van de grootste en meest spraakmakende Utrechtse sporters was de judoka Anton Geesink. Geesink werd in 1934 geboren in de volkswijk Wijk C. Hij bleek een groot sporttalent en deed aan hardlopen, zwemmen en wielrennen. Na het bijwonen van een judodemonstratie verloor hij zijn hart aan deze in Nederland nog vrij onbekende sport. Hij werd lid van de judoclub van Jan van der Horst. Op zijn 17e werd hij Nederlands kampioen en in 1953 in Parijs zelfs Europees kampioen. Drie jaar later vertrok hij voor het eerst naar Japan. Hij werd derde op het WK en ging enkele maanden in de leer op een Japanse judoschool.
Als amateursporter verdiende Geesink aanvankelijk zijn geld in de bouw. In 1957 richtte hij zijn eigen judoschool op. Omdat hij toen geld verdiende met de sport besloot het NOC hem niet naar de Olympische spelen in Rome af te vaardigen. Geesink zou daar meedoen als worstelaar, aangezien judo nog geen Olympische sport was. In 1961 mocht Geesink wel meedoen aan het WK in Parijs en werd hij de eerste niet-Japanse wereldkampioen.
Tijdens de Olympische Spelen van Tokio in 1964 stond judo voor het eerst op het programma als demonstratiesport. Dankzij een interventie van Prins Bernard werd Geesink nu wel afgevaardigd. Geesink haalde zijn grootste sportieve succes toen hij in de finale de Japanner Kaminaga versloeg. Een jaar later werd Geesink opnieuw wereldkampioen. In 1967 stopte Geesink met de wedstrijdsport, maar ging door als trainer. Ook werd hij lid van het Internationaal Olympisch Comité en het Nationaal Olympisch Comité. In 1997 verkreeg hij de tiende dan-Graad en behoorde daarmee tot de hoogst gegradueerde judoka's van de wereld. In 2010 overleed hij op 76-jarige leeftijd.