Jacob van Campen werd in 1595 in Haarlem geboren als zoon van de regent Pieter van Campen. Hij bezocht de Latijnse school en werd lid van het schildersgilde. Hij raakte bevriend met de bekende schilder Pieter Saenredam. Het is waarschijnlijk dat Jacob rond 1620 een reis naar Italië heeft gemaakt. Hij kwam er in aanraking met de nieuwste mode in de architectuur en introduceerde deze Italiaanse stijl in de Republiek.
De familie van Jacob was eigenaar van de hofstede Randenbroek bij Amersfoort, die ze gebruikte als een buitenplaats. Hij is er waarschijnlijk als kind veel geweest en werd na de dood van zijn moeder zelf eigenaar. De strijd tegen de Spanjaarden kwam voor Jacob erg dichtbij toen Randenbroek door Spaanse troepen werd bezet en vernield. Van Campen moest de buitenplaats opnieuw opbouwen. Hij breidde Randenbroek uit met tuinen, fonteinen en zelfs een wijngaard. Vanaf 1635 ging hij er min of meer permanent wonen. Hij had toen al naam gemaakt als schilder en architect: in 1633 bouwde hij het Mauritshuis in Den Haag. Echt beroemd werd hij als bouwer van de Nieuwe Kerk in Haarlem en het Paleis op de Dam in Amsterdam.
Het verhaal gaat dat Van Campen op Randenbroek een schilderschool vestigde, waar hij jong talent als Matthias Withoos de kneepjes van het schildersvak leerde. Het is niet zeker of dat echt zo geweest is. In ieder geval ontving hij daar vele kunstenaars en hoogwaardigheidsbekleders en dat vertaalde zich soms weer in nieuwe opdrachten. Hij ontwierp in opdracht van Johan van Reede de koepelkerk in Renswoude (1639-1641). Zijn opdrachtgevers waren niet altijd even vlot van betalen, waardoor Van Campen lang om zijn geld moest zeuren. Dat gaf hem een slechte naam. In zijn vrije tijd ontwierp Van Campen onder meer een kerkgebouw voor Amersfoort. Ook schilderde hij diverse interieurs. Door die veelzijdigheid wordt hij wel de 'Michelangelo' van Amersfoort genoemd. In 1657 overleed Van Campen op zijn geliefde buitenplaats Randenbroek.