In 1672 waren Franse troepen van koning Lodewijk XIV de Republiek binnengedrongen en zag het er slecht uit voor ons land. Prins Willem III van Oranje werd benoemd tot aanvoerder van leger en vloot en wist de vijand te verdrijven. Hij werd daarna in de provincie Utrecht tot stadhouder benoemd en voerde een flinke zuivering van de lokale besturen door.
De nieuwe stadhouder Willem hield erg van jagen. De Staten van Utrecht schonken hem in 1674 de heerlijkheden Soest, Baarn en Ter Eem - wellicht om hem gunstig te stemmen. Willem kocht vervolgens van een Amsterdamse burgemeester de hofstede Soestdijk. Hij was daar al veel vaker te gast geweest, omdat Soestdijk gemakkelijker te bereiken was dan Arnhem, waar de stadhouder een eigen jachtgebied bezat.
Na aankoop liet Willem de hofstede afbreken en een nieuw luxueus jachtslot bouwen, een 'lustplaetse en wild-bane' zoals dat toen heette. Dat gaf veel werkgelegenheid voor de lokale bevolking en die kon dat na de verwoestingen van de Fransen goed gebruiken. Willem zette hiermee een trend. Ook andere rijke kooplieden en regenten besloten in deze omgeving buitenplaatsen aan te leggen.
Na de dood van Willem III werden de Staten van Utrecht opnieuw eigenaar van de heerlijkheden van Soest en Baarn, omdat een Oranje-erfgenaam ontbrak. Daarin kwam verandering in 1714, toen Marie Louise van Hessen-Kassel de heerlijkheden weer in bezit kreeg. Het jachtslot bleef eigendom van de familie. Dat is, op de Bataafse periode na, zo gebleven tot de dood van prinses Juliana en prins Bernhard.
Paleis Soestdijk werd, net als veel andere paleizen, in 1971 eigendom van de Staat.