In 1989 is voorafgaand aan bouwactiviteiten op de es tussen de
beide kernen van Buurse een scherf gevonden uit de laatste periode
voor het begin van onze jaartelling. Voor de provinciaal archeoloog
was dat aanleiding om daar in 1991-1992 een opgraving uit te
voeren. Hierbij kwam een nederzetting uit de vroeg Romeinse tijd
aan het licht.
De archeologen troffen onder esgrond een zwerm van grondsporen aan.
Grondsporen zijn de overblijfselen van menselijke bodemingrepen die
na duizenden jaren nog zichtbaar zijn. Dit is het geval omdat
bijvoorbeeld kuilen weer werden opgevuld met een andere kleur zand
dan de omringende bodem, meestal zichtbaar als donkere plekken in
het schone gele zand. Door goed te kijken naar regelmatige patronen
die de grondsporen vormen, kunnen plattegronden van gebouwen worden
herkend. Deze plattegronden bestaan uit de kuilen waarin de
dragende palen van een gebouw hebben gestaan.
Woonstalhuizen
In Buurse zijn plattegronden van tenminste drie huizen aangetroffen uit het begin van onze jaartelling. De huizen waren meer dan 15 m lang en 6 tot 7 m breed. De indeling was drieschepig, dat wil zeggen dat twee rijen centrale staanders de binnenruimte in drieën delen. Het waren woonstalhuizen, opgedeeld in een woondeel voor mensen en een staldeel waar vee overwinterde. Naast de huizen zijn ook resten van bijgebouwen gevonden: schuurtjes met zes palen, kleine gebouwtjes op vier palen die men spiekers noemt, waarin de oogst werd opgeslagen en enkele driepalige structuren die als hooibergen worden gezien. De huizen lagen parallel aan of dwars op de Alsteedseweg, wat er op zou kunnen duiden dat hier al in de Romeinse tijd de doorgaande weg liep.
Serviesgoed
Behalve de resten van gebouwen zijn ook delen van gebruiksvoorwerpen uit de grond gehaald. Vooral aardewerk, het serviesgoed van de bewoners. De scherven vertegenwoordigen verschillende types handgevormde potten. De potten zijn vaak versierd met de indrukken van vingertoppen op de bovenrand en in een enkel geval met een decoratie van enkelvoudige lijnen of parallelle lijnen die met een soort kam zijn gemaakt. Onder de vondsten bevindt zich bovendien een spinklosje. Spinklosjes werken als een soort tol en vóór de uitvinding van het spinnewiel werd hiermee de wol tot draden gedraaid. Ook zijn brokjes basaltlava verzameld. Basaltlava is door de poreuze structuur bijzonder geschikt om er maalstenen voor het malen van graan van te maken, maar het komt niet van nature in Nederland voor. Het moest uit Duitsland worden geïmporteerd.
Wijnkommetje
De meest bijzondere vondst was echter een enigszins door vuur geblakerde scherf die makkelijk kan worden verward met een stuk van een moderne rode bloempot. Hij behoort tot een Romeins kommetje dat in het huidige Zuid-Frankrijk was gemaakt. Het kommetje van het type Dragendorff 27 was bedoeld om wijn uit te drinken. Het aardewerk wordt terra sigillata genoemd (gestempelde aarde), wegens de vaak uitgebreide decoraties. Dergelijk aardewerk is zeer zeldzaam in Overijssel, een echt statussymbool. Het kan worden gedateerd in de tweede helft van de eerste eeuw na Christus. De scherf uit Buurse is onversierd. Het kommetje kan via handel naar Buurse zijn gekomen, maar mannen uit onze streken dienden ook als hulptroepen bij de Romeinen. Het is dankzij twee altaarstenen van dergelijke soldaten in het noorden van Engeland, dat we de eerste schriftelijke verwijzingen naar Twente hebben: de Cives Tuihanti.