Rond 1900 had Nieuwleusen zes molens. De oudste molens waren gebouwd als zogeheten pelmolen, die het graan niet maalt maar het vlies door pletten losmaakt van de korrel. Omstreeks 1858 kwamen er andere molenstenen waarmee het koren werd gemalen. De bouw van diverse molens in de tweede helft van de 19de eeuw getuigt van de grote bloei van de landbouw in die periode. Maar door de import van goedkoop buitenlands graan gingen steeds meer boeren zich toeleggen op de veehouderij. De komst van de landbouwcoöperaties en de mechanisatie betekende de doodsteek voor de molens. Ze werden overgenomen en ontmanteld of in gebruik genomen als pakhuizen. Alleen de molen van Massier aan het Westeinde, in 1861 net over de gemeentegrens gebouwd door Willem Hendrik de Graaf, is blijven staan. In 1956 werd de stelling met de wieken gesloopt en de kap verwijderd. De ontwiekte molen leidde tot de oprichting van de Stichting Molen Massier, die zich tot doel stelde de molen te restaureren. De stichting kreeg het uiteindelijk voor elkaar dat de molen herbouwd werd. In 2009 was de molen weer maalvaardig en werd feestelijk in gebruik genomen.
Molenaarsfamilie
De oudste molen van Nieuwleusen stond aan de Dommelerdijk, hoek
Middeldijk. Dit exemplaar was in 1798 gebouwd en in 1840 gekocht
door Berend Jan van den Berg. Zijn gelijknamige zoon volgde hem in
1868 als molenaar op. In 1895 breidde Berend Jan de zaak uit met
een meel-, hout- en ijzerhandel aan de Dedemsvaart in Den Hulst. De
molen is later verkocht aan Hendrik Snijder.
Zijn neef Wilhelmus van den Berg liet in 1855 een molen bouwen aan
de Dedemsvaart in Den Hulst. De zonen van deze twee neven stichtten
hier het familiebedrijf Union. De molen van Wilhelmus brandde in
1910 af. Op de resterende onderbouw werd een nieuwe korenmolen
gebouwd, waarbij de achtkant van de Schiedamse zaagmolen Oud
Burgemeester Knappert werd gebruikt. Bijzonder aan deze molen
was dat de wieken schuine windkleppen hadden, waardoor er geen
zeilen nodig waren. Een zoon van Wilhelmus van den Berg, Wilhelmus
Jr., verkocht de molen aan de Coöperatieve Landbouwvereniging
Nieuwleusen en Omstreken. De onttakelde molen werd in 1943 geraakt
door een steekvlam uit de houtskoolgenerator van een auto en
brandde volledig af. Nu herinnert een hoge silo nog aan de plaats
waar de molen stond.
Jan, een andere zoon van Wilhelmus van de Berg, liet in 1898 molen
De Vlijt in de Oosterhulst bouwen. De korenmolen, die in
1877 al vanuit Koog aan de Zaan naar Balk in Friesland was
verplaatst, werd per platbodem over een zeer stormachtige Zuiderzee
naar Nieuwleusen vervoerd. In 1912 werd hij verkocht aan Jacob
Muller. In 1933 brandde de molen af door blikseminslag. Er werd een
mechanische maalderij gebouwd en de handel werd uitgebreid met
onder meer veevoeder en granen. In de jaren tachtig verkochten de
Gebroeders Muller de zaak. Later vestigde Groen Caravans
zich op deze locatie.
Pakhuis
De meest centraal gelegen molen stond aan de Burgemeester
Backxlaan, hoek Molenpad. Hij werd in 1848 gebouwd door Jan
Massier, zoon van een molenaar uit Meppel. Op 15 juni 1852 vond er
een tragisch ongeval plaats. Het anderhalf jaar oude zoontje was op
de molenbelt geklommen, kreeg daar een klap van een wiek en
overleed aan de verwondingen. Wolter Massier volgde zijn vader aan
het begin van de 20ste eeuw op en verkocht in 1917 de molen aan de
Coöperatieve Landbouw Vereniging Nieuwleusen. Medio 1930 besloot de
CLV Nieuwleusen de molen af te breken om in plaats daarvan een
pakhuis te bouwen aan de Burgemeester Backxlaan, in de kern van
Nieuwleusen.
Naast de bovengenoemde molen van Massier stond er een tiental jaren
nog een molen in het Westeinde. In 1894, een jaar nadat Jan Massier
zijn molen had gekocht, liet weduwe De Graaf 300 meter verderop in
het veld een nieuwe molen bouwen. Jan Massier trachtte dit
tevergeefs te verhinderen. Maar in 1903 kocht zijn broer Gerrit de
molen, liet deze afbreken en herbouwen aan De Lichtmis, net buiten
de gemeentegrens. Deze molen is later overgenomen door een
coöperatieve landbouwvereniging.