Op 18 september 1846 vertrok de voormalige dorpsschoolmeester van Rheeze, Egbert Dunnewind, met zijn vier kinderen uit Hardenberg. Hij had al zijn goederen verkocht om, samen met vijf andere families uit Heemse, de lange reis naar Amerika, het land van de (godsdienst)vrijheid, te kunnen maken. Daar werd hij voorganger en op 9 februari 1847 één van de stichters van de stad Holland-Michigan.
Onvrede binnen de kerk
Dunnewind was één van die gelovigen die zich keerde tegen de vrijzinnige opvattingen binnen de Hervormde Kerk. Ook hij had kritiek op de instelling van een Algemene Synode en het streven naar centralisme door koning Willem I. Het afzetten van dominee De Cock uit Ulrum in 1834 als predikant leidde op veel plaatsen in Nederland de Afscheiding in. In Overijssel kozen ds. Brummelkamp en ds.Van Raalte partij voor De Cock.
De Afscheiding in Heemse
Voordat er sprake was van eigen kerken hielden de "ontevredenen" in huizen en boerderijen eigen diensten, geleid door een "oefenaar". Al in 1829 vinden we dergelijke "conventikels" in Collendoornerveen en Rheeze (bij Veurink en Dunnewind). Dominee Wineke, de hervormde predikant van Heemse (waar Collendoorn en Rheeze onder vielen), herinnerde burgemeester Van Riemsdijk eraan dat dergelijke diensten verboden waren en aanleiding zouden kunnen geven tot "dweepzucht en onzedelijkheden". Op 12 april 1836 stuurde de burgemeester de veldwachter erop uit. Deze noteerde de namen van de aanwezigen bij een dienst die door Dunnewind werd geleid. Toen hij vernam dat Brummelkamp zou komen preken in Rheeze, ging de burgemeester een week later zelf op pad. Hoewel er wettelijk gezien niets op de dienst aan te merken viel - de "staatsgevaarlijke" afgescheidenen "kerkten" binnenshuis met 17 mensen (dus beneden het toegestane maximum van 20) en de rest volgde de dienst via openstaande keukenramen - werd de bijeenkomst toch verboden. Kort erop (18 mei) bevestigde voorganger Van Raalte in een dienst in Rheezerachteres de eerste ouderlingen (Waterink uit Heemse en Dunnewind). De institutie van een afgescheiden kerk in Heemse was een feit. In 1840 werd grond gekocht voor de bouw van een kerk en op 5 juni 1841 kregen de 38 officieel afgescheiden gezinshoofden bij Koninklijk Besluit de vergunning verder te gaan onder de naam Christelijke afgescheiden gemeente te Ambt-Hardenberg.
De Afscheiding in de rest van de gemeente
De Afscheiding ging verder, ondanks allerlei interne conflicten - in Heemse is zeker twee jaar lang geharreward over het ambtsgewaad van de voorganger - en daaruit voortvloeiende scheuringen. Vanuit Heemse ontstonden kerken in Lutten (1859), Gramsbergen, De Krim en Bergentheim (alle in 1879). De kerk in Dedemsvaart was al op 15 mei 1836, drie dagen vóór hij in Heemse kwam, door Van Raalte geïnstitueerd, in het ruim van een schip.
De Doleantie in Hardenberg
Bijna een halve eeuw later sloeg ook in Hardenberg de vlam in de pan. Opnieuw deed zich een breuk in de Hervormde Kerk voor, met Abraham Kuiper als voorman van het orthodoxe "dolerende" volksdeel. Met het beroepen van de Doleantiegezinde predikant dr. C.C.Schot in januari 1887 gaf de kerkenraad al een duidelijk signaal en op 8 december maakte men zich met eenheid van stemmen los van de Hervormde Kerk. De gemeente was minder eensgezind: slechts 15 % volgde dit voorbeeld. Er volgde een felle strijd over bezittingen en rechten tussen dolerenden en synodalen. Op oudejaarsdag 1887 "bezetten" de laatsten de kerk en Schot werd de toegang geweigerd. Noodgedwongen moesten hij en zijn volgelingen op zoek naar een nieuw gebedshuis, waartoe een stuk grond gekocht werd. Op 8 mei 1890 stond hij voor het eerst op de kansel van de nieuwe Höftekerk. In die jaren telde de gemeente al meer dan 1200 leden, van wie er 450 uit Hardenberg kwamen. Ook kwamen er gemeenteleden uit Heemse, waar zich in september 1888 de Doleantie voltrok. De geliefde predikant Schot (1852-1920), onder meer medeoprichter van het Salland's Volksblad en de plaatselijke Rode Kruis-vereniging, werd in 2000 geëerd met de straatnaam Schotlaan.