De marke

Ontstaan en betekenis

Tijd van steden en staten

Door bevolkingsgroei in de 12de en 13de eeuw nam de intensiteit van het grondgebruik toe. De gemeenschappelijke woeste gronden kwamen hierdoor onder druk te staan. Deze gronden vormden een belangrijke schakel in het landbouwsysteem, als weidegebied, leverancier van organische meststoffen en verzamelplaats van brandstof. Het werd nodig die woeste gronden tegen overexploitatie te beschermen. Daarom sloten de gebruikers zich aaneen om daarmee anderen uit te sluiten, die ook recht op de grond meenden te hebben. De vorming van de marke vindt daarin zijn oorsprong. Historici nemen nu algemeen aan dat deze markegenootschappen sinds de tweede helft van de 13de eeuw zijn opgekomen. Wellicht is ook de marke van den Ham en Linde in die tijd ontstaan, maar een exact stichtingsjaar van de marken is niet bekend. De oudste vermelding van "de prochye (parochie) van den Hame" dateert van 1333, maar het is niet bekend of de marke toen al bestond of niet. Het schriftelijk vastleggen van besluiten van de marke kwam pas enkele eeuwen later in zwang. Het eerste markeboek van den Ham begint in 1603.

Gewaarden
De markegenoten worden later vaak erfgenamen of gewaarden genoemd. Ieders recht op de gemeenschappelijke gronden heette een waar of waardeel. Het aantal waardelen bij de oprichting is niet bekend. Weliswaar waren er in 1849 bij de opheffing van de marke 49,5 waardelen, maar omdat er geregeld bedrijfssplitsingen waren en toekenning van waardelen aan ongewaarden, geeft dat geen zekerheid over het oorspronkelijke aantal gewaarden. Boeren zonder rechten in de marke werden katers of keuters genoemd.

Markerichter en gezworenen

Gewoonlijk kwam het markebestuur eenmaal per jaar bijeen onder leiding van de markerichter; die kon gekozen zijn, maar soms was deze functie erfelijk (erfmarkerichter). Op deze vergadering, de holtinge genoemd, werden de bepalingen gemaakt die tezamen het markerecht vormden. Ook werden dan overtredingen bestraft en geschillen geregeld. Met het dagelijks bestuur werden de markerichter en enkele, meestal twee, gezworenen belast. De gezworenen werden gewoonlijk gekozen; soms waren het de eigenaren van de erven beurtelings op de rij af. De animo ervoor was vaak gering, omdat zij ook een controlerende functie hadden. Daarom mocht men deze rol doorgaans niet weigeren op straffe van zware boetes.

Buren en buurschap

Naast de eigenaren van de erven waren er de buren, de bewoners van de erven en later ook de keuter- of katersteden. De bewoners en de eigenaren waren meestal niet dezelfde personen. De bewoners pachtten hun bedrijf veelal van adellijke of geestelijke grootgrondbezitters. De gebruikers vormden samen de buurschap, in het dialect ook wel boerschop genoemd. Meestal had elke marke maar één buurschap, maar in Den Ham waren er meer, te weten (naast het kerkdorp), Magele, Linde en Noordmeer. De buurschap Meer behoorde er niet toe; die viel kerkelijk wel onder Den Ham, maar behoorde als buurschap verder onder de Dammarke. De bevoegdheden van de marke waren veel groter dan die van de buurschap. De marke bezat meestal de gehele bestuursmacht. De buren gaven enkel aan wanneer bijvoorbeeld het hooi geoogst moest worden en wanneer de afscheidingen van de bouwlanden moesten worden geopend voor de uitoefening van het recht van stoppelweide.