Europa

Samenwerken voor een vreedzaam Europa

Geen nieuwe oorlog meer die Europa verscheurt. Dat is de belangrijkste drijfveer voor een samenwerking die uiteindelijk leidt tot de Europese Unie (EU). Een grote meerderheid van de Nederlanders steunt het lidmaatschap van de EU. Anderen vragen zich af: hoever moet deze samenwerking gaan?

Europese samenwerking
Na de Tweede Wereldoorlog zoeken Europese leiders naar manieren om een nieuwe oorlog te voorkomen. Verschillende politici bepleiten Europese samenwerking en integratie. Er wordt een start gemaakt met samenwerking op het gebied van strategische grondstoffen die nodig zijn om wapens mee te kunnen maken. Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg tekenen in 1951 het Verdrag van Parijs en richten daarmee de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op. Het verdrag bepaalt dat de ondertekenaars de productie van kolen en staal niet meer nationaal regelen, maar overdragen aan de EGKS.

In 1957 ondertekenen de zes leden het Verdrag van Rome. Daarmee is de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) een feit: een douane-unie van de zes landen die vrije handel in alle producten garandeert. Al gauw begint de EEG een gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Nederlandse politicus Sicco Mansholt (1908-1995) ontwerpt het om de voedselvoorziening veilig te stellen en de inkomens van boeren door subsidies te verbeteren. De Europese samenwerking wordt steeds intensiever en zal in de jaren die volgen niet alleen over economie gaan, maar ook over cultuur, onderwijs en milieu.

De Europese Unie
Begin jaren negentig is de Nederlandse regering groot voorstander van verdere integratie van Europa. Niet alle lidstaten zijn hierover even enthousiast. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van Europese Gemeenschappen wordt met de ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1992 de Europese Unie (EU) opgericht. De lidstaten willen op het terrein van veiligheid en justitie intensiever samenwerken. En er wordt besloten om een gemeenschappelijke munt, de euro, in te voeren.

Voor een doorvoerland als Nederland is het lidmaatschap van een groot Europees vrijhandelsgebied van enorm economisch belang. Ook andere landen zien de voordelen en het aantal lidstaten van EEG en EU groeit van 6 in 1972 tot 28 in 2013.

De EU heeft grote invloed op het leven van haar inwoners. Ze kunnen gemakkelijker emigreren en reizen binnen de Unie en goederen kunnen zonder grenscontroles overal binnen de EU vervoerd worden. Regelgeving tussen landen wordt afgestemd, waardoor de EU steeds vaker bepaalt wat de nationale overheden van de lidstaten wel en niet mogen doen. Zo zorgt de Nederlandse EU-commissaris Neelie Kroes ervoor dat telecomproviders consumenten niet meer met hoge kosten opzadelen als ze over de grens bellen.

Kritiek
De bemoeienis vanuit ‘Brussel’ wekt regelmatig irritatie. De meeste Europeanen zien zichzelf in eerste instantie als burgers van hun eigen nationale staten. Bij sommige inwoners van de Unie ontstaat het gevoel dat ze de regie kwijtraken aan Europa. Ze verzetten zich tegen verdere integratie; zo wijzen in 2005 de Fransen en de Nederlanders middels referenda een voorgestelde Europese ‘grondwet’ af. De eurocrisis die in 2009 uitbreekt zet het vertrouwen in de EU verder onder druk. Ook het vraagstuk in welke mate lidstaten vluchtelingen moeten opnemen leidt tot diepe verdeeldheid. De Britten stemmen in 2016 voor de ‘brexit’: het uittreden uit de EU. Na een moeizaam proces van politieke onderhandelingen wordt het vertrek in 2020 definitief. Ondanks deze ontwikkelingen is in de meeste van de overgebleven 27 lidstaten de steun voor de EU groot, ook in Nederland. De EU wordt als belangrijk, zelfs onmisbaar, ervaren. Maar over de manier waarop de Europese samenwerking in de toekomst het beste vorm kan krijgen, lopen de meningen sterk uiteen.