De rampnacht van 1953
In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 breken in Zeeland, West-Brabant en op de Zuid-Hollandse eilanden tijdens een hevige stormvloed veel dijken door. Het ijskoude water slaat vernietigend toe: 200.000 hectare land overstroomt, 1836 mensen komen om, tienduizenden dieren verdrinken en 72.000 mensen raken dakloos. Het is een nationale ramp.
Langs de Hollandse IJssel kan maar net worden voorkomen dat de ramp nog veel erger uitpakt. Een beginnende dijkbreuk bij Nieuwerkerk aan den IJssel kan worden gedicht door een schip voor het gat te varen waardoor de dijk het houdt. Achter deze dijk wonen ruim een miljoen mensen in het laagste deel van Nederland, tot wel zeven meter onder zeeniveau.
Heel Nederland zamelt kleding en geld in, evacués worden gastvrij ontvangen en ook vanuit het buitenland komt hulp. Zo wordt een groot aantal houten noodwoningen geschonken voor gezinnen die dakloos zijn geworden. Het duurt tot eind 1953 voor alle doorgebroken dijken weer gedicht zijn.
De Deltawerken
Al voor 1940 waarschuwt waterstaatsingenieur Johan van Veen voor een rampzalige overstroming, maar er wordt nauwelijks naar hem geluisterd. De plannen voor kustversteviging die er zijn, worden door de Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw telkens uitgesteld. Eind januari 1953 levert Van Veen bij zijn baas zijn Deltaplan in. Een paar dagen later breken de dijken.
Na de ramp wordt snel een begin gemaakt met het uitvoeren van Van Veens plannen: een systeem van verschillende dammen en waterkeringen om Zuidwest-Nederland tegen hoogwater te beschermen. Er komt een stormvloedkering in de Hollandse IJssel. Alle zeegaten tussen de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden worden met dammen afgesloten, op de Westerschelde na. De zee- en rivierdijken worden versterkt. Het is een van de meest baanbrekende waterbouwkundige projecten ter wereld, met als meesterstuk de afsluitbare stormvloedkering in de Oosterschelde, geopend in 1986.
Dankzij dit enorme project is Zuidwest-Nederland stukken beter beschermd tegen overstromingen. Tegelijkertijd is de bereikbaarheid van de Zeeuwse eilanden verbeterd door nieuwe dammen en dijken – een stimulans voor de ontwikkeling van industrie en toerisme in deze provincie.
Ruimte voor de rivier
De ramp van 1953 maakt duidelijk hoe kwetsbaar grote delen van Nederland zijn voor wateroverlast en overstromingen. Het gevaar van water komt niet alleen vanuit zee: ook rivieren kunnen overstromen. Klimaatverandering draagt ertoe bij dat de neerslag in Europa grilliger wordt en daarmee het waterpeil in de grote rivieren ook.
In 1993 en 1995 komt het water in Rijn, Waal en Maas gevaarlijk hoog te staan. In 1995 worden in het rivierengebied daarom 250.000 mensen en een miljoen dieren uit voorzorg geëvacueerd. Het gaat net goed. Maar in Limburg komen de onbedijkte dorpen Borgharen en Itteren onder water te staan. Deze bijna-rampen zorgen voor een omslagpunt in het waterbeheer. Waar de rivieren vroeger steeds verder werden ingeklemd door dijken, krijgen ze begin deze eeuw op cruciale plekken meer ruimte.
De toekomst
Inmiddels is duidelijk dat de stijgende zeespiegel en extreme wateroverlast allang geen Nederlands probleem meer is, maar door de klimaatverandering een internationale uitdaging is geworden.