De Synode van Dordrecht (1618-1619)
Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) - rustpauze in de Tachtigjarige Oorlog - kwam de tegenstelling tussen twee stromingen binnen de toenmalige 'Gereformeerde Kerk' sterk naar voren. De geloofsstrijd tussen de remonstranten (rekkelijken) en contraremonstranten (preciezen) bracht verdeeldheid (zie venster 22). Daarom gaven de Staten-Generaal opdracht tot een kerkvergadering. Deze 'Synode van Dordrecht' werd in 1618-1619 in de Kloveniersdoelen aldaar gehouden. De synode stelde de contraremonstranten in het gelijk.
De Statenvertaling
Een ander belangrijk synodebesluit betrof de opdracht tot een nieuwe bijbelvertaling, direct vanuit de oorspronkelijke talen. Voor het Oude Testament was dat grotendeels het Hebreeuws en voor het Nieuwe Testament het Grieks. Een paar jaar later, in 1626, gaven de Staten-Generaal hiertoe opdracht; in 1635 was de 'Statenvertaling' af en twee jaar later werd ze door de Staten-Generaal officieel erkend. Het drukken kon beginnen. Tussen 1637 en 1657 werden er circa 500.000 exemplaren gedrukt. In veel 17e eeuwse huishoudens was de 'Statenbijbel' het enige boek.
De aanpak van de vertaling
Zes vertalers hielden zich met het werk bezig, drie voor het Oude Testament en drie voor het Nieuwe. Johannes Bogerman, de voorzitter van de Synode van Dordrecht, was één van hen. De Staten-Generaal besloten dat het werk in universiteitsstad Leiden (zie venster 17) uitgevoerd moest worden en dat de vertalers vrijstelling van hun andere taken zouden krijgen om zich geheel aan het vertaalwerk te kunnen wijden. Op de Synode van Dordrecht waren er al richtlijnen voor de vertalers vastgesteld. Ze dienden bijvoorbeeld zo dicht mogelijk bij de grondtekst te blijven. Als het nodig was daarvan af te wijken moesten ze de reden daarvan in de kantlijn aangeven. Ook moest aan het begin van elk bijbelboek en elk hoofdstuk de inhoud ervan worden weergegeven. Verder moesten, waar mogelijk, verwijzingen naar verwante bijbelteksten worden opgenomen. Gevolg van deze voorschriften was, dat de bladzijden uit de Statenvertaling van uitgebreide kanttekeningen zijn voorzien.
De invloed van de Statenvertaling
Omdat de Statenbijbel niet alleen in kerken maar ook in huishoudens werd gelezen, droeg hij sterk bij aan de standaardisering van de Nederlandse taal. Woordkeuze en spelling werden meer gelijk. Daarnaast werd de taal verrijkt met veel gezegdes en uitdrukkingen die in onze taal verankerd raakten. Een kleine bloemlezing: 'Ben ik mijn broeders hoeder?', 'Bij de pakken neerzitten.', 'Door het oog van de naald kruipen.' en er is 'Niets nieuws onder de zon.'. Zo was de Statenvertaling van groot belang voor de ontwikkeling van de Nederlandse taal.