Even voor de Tweede Wereldoorlog werden ten zuiden van Buurse in
het Zendvelderveld interessante vondsten gedaan: twintig scherven
van handgevormd aardewerk, acht stukken bewerkt vuursteen en een
gedeelte van een stenen bijl. De vondsten wijzen op een
prehistorische nederzetting die daar moet hebben gelegen. Twee van
de scherven zijn versierd met een visgraatmotief. Deze versiering
maakt het mogelijk om de vondsten nauwkeuriger te dateren, omdat
elk tijdperk zijn eigen materialen, vormen en versieringen
kent.
De versierde scherven uit het Zendvelderveld horen bij het
aardewerk van wat archeologen de Enkelgrafcultuur noemen. Dit volk
van boeren leefde aan het eind van de nieuwe steentijd (het
neolithicum), tussen ongeveer 2900 en 2500 v. Christus. Een paar
families woonden in een kleine nederzetting van niet meer dan
enkele boerderijen op nog geen kilometer van de huidige Duitse
grens.
Neolithische revolutie
De meest ingrijpende ontwikkeling in de lange geschiedenis van de mensheid is de overgang van een leven als rondtrekkend jager/verzamelaar naar een leven op een vaste plek als boer, ook wel neolithische revolutie genoemd. Men leefde aanvankelijk van het voedsel dat de natuur leverde in de vorm van wilde planten en dieren. Na een zwervend bestaan vanaf het begin der mensheid ontwikkelden mensen in West-Azië een fundamenteel andere manier van bestaan. Ze bleven op één plek wonen en begonnen hun eigen voedsel te produceren. Wilde planten werden tot landbouwgewassen gecultiveerd. Ook werden wilde dieren getemd en zo gefokt, dat die steeds tammer werden en meer vlees, melk en wol gingen leveren. In de loop van dat proces zijn allerlei uitvindingen gedaan en nieuwe technieken ontwikkeld: het bouwen van permanente houten huizen, het bakken van aardewerk, het bewerken van het land met voorlopers van de ploeg, geslepen stenen bijlen voor betere houtbewerking en maalstenen voor het malen van meel. Daarnaast vonden grote sociale veranderingen plaats. Doordat mensen op dezelfde plek bleven wonen en meer voedsel ter beschikking kregen, werden de groepen groter. Daarbinnen konden sommige mensen zich specialiseren in ambachten, omdat ze niet meer voor hun eigen voedsel hoefden te zorgen.
Eerste boeren
De boeren van de Enkelgrafcultuur waren niet de eerste agrariërs in Oost-Nederland. Al eeuwen voor hen hebben de boeren van de Trechterbekercultuur, beter bekend als de hunebeddenbouwers, in Twente gewoond en hun sporen achtergelaten. Bewijs hiervoor bestaat niet alleen uit een hunebed bij Mander in Noord-Twente en scherven die verspreid over de regio zijn gevonden, maar ook uit stenen werktuigen en wapens. Een bijzonder type hiervan is de knophamerbijl; stenen bijlen met een scherpe rand om mee te hakken en een stompe zijde die als hamer kon worden gebruikt. Het is niet zeker of ze bedoeld waren als werktuigen of als wapens. Eén zo'n knophamerbijl werd gevonden ten zuiden van Usselo, bij of in de Rutbeek (het beekje). Omdat de vondstomstandigheden niet exact bekend zijn, verschillen de meningen over of die in Haaksbergen of in Enschede is gevonden. In de gemeente Haaksbergen zijn meer vondsten bekend uit de nieuwe steentijd: vuurstenen werktuigen op de Buurser Esch, bewerkte vuursteen en een klopsteen bij erve Harmöle én zeker zeven stenen bijlen uit alle hoeken van de gemeente.