Een vuistslag op de keukentafel had de doorslag gegeven. Eigenlijk had Reinier Paping twijfels over het feit of hij wel mee moest doen aan de Elfstedentocht. Hij vond zichzelf niet goed genoeg voor de wedstrijd. Het pleidooi van zijn broer Richard, met een vuistslag tot besluit, had een eind gemaakt aan de discussie. Op de vroege vrijdagochtend van 18 januari 1963 stonden Philips, Richard, Bonne en Reinier aan de start van een tocht die later bestempeld zou worden als "de hel van '63".
Barre omstandigheden
Op het moment dat Reinier Paping (Dedemsvaart 1931) met 576 andere wedstrijdrijders van start ging, vroor het ruim 15º. De oostenwind zorgde voor een nog veel lagere gevoelstemperatuur. Toch vertrokken de schaatsers vol goede moed. Ze renden na het startschot vanuit de verzamelloods in Leeuwarden naar het Van Harinxmakanaal en bonden hun ijzers onder. De duisternis van de vroege ochtend slokte de rijders algauw op. Bij het ochtendgloren hadden twintig mannen zich losgemaakt van de rest. Ze lieten de grote meren achter zich en schaatsten via Stavoren naar Hindeloopen. De omstandigheden waren slecht. Het ijs was door de ferme wind verre van glad en zat vol scheuren. Een dikke laag sneeuw bedekte het Friese landschap en stuifsneeuw zorgde voor sneeuwduinen waardoor het ijs op sommige plekken onbegaanbaar was. Ook Paping had zichtbaar last van de barre omstandigheden. Bij Hindeloopen ging hij onderuit. Het weerhield hem er niet van de toch voort te zetten. Er volgde een stukje klunen over de zeedijk, waarna de route verderging over het IJsselmeer. Op deze ijsvlakte deed Paping een vergeefse poging om te ontsnappen. Na de stempelpost in Workum volgde nog een poging met meer succes. Enkele schaatsers, onder wie Jeen van de Berg en Jan Uitham, konden nog aanhaken.
Geslaagde vluchtpoging
De kracht van Reinier Paping leek niet te tanen. De Ommenaar deed in de buurt van Witmarsum een nieuwe vluchtpoging. Hij zette flink aan en liep uit. In Harlingen lag hij 3 minuten voor en in de volgende kilometers vergrootte hij zijn voorsprong. In Franeker kregen de achtervolgers te horen dat Paping al 11 minuten daarvoor de stempelpost was gepasseerd. Nu volgde het zwaarste gedeelte van de tocht. De schaatsers moesten pal tegen de wind en stuifsneeuw in rijden. Het tijdschema lag ver achter op eerder verreden Elfstedentochten. Kranig reed de schaatser met wedstrijdnummer 157 door. Na 10:59 uur kwam hij als eerste in Leeuwarden over de eindstreep. Slechts 57 wedstrijdrijders bereikten na hem de finish van de zwaarste Elfstedentocht ooit. Koningin Juliana en prinses Beatrix waren met een helikopter naar de finish op de Grote Wielen gekomen. Door de chaos konden ze de finish van Paping slechts op afstand meemaken. Wel sprak de kroonprinses even later haar grote waardering voor hem uit met de woorden: "Oh, mijnheer Paping, ik heb zo'n bewondering voor u!"
Een tientje als huldeblijk
Naast de eer en eeuwige roem verdiende Paping twee jaarkaarten voor de ijsbaan in Deventer en een zilveren sigarendoos. De winnaar herinnerde zich jaren later in het bijzonder hoe een onbekende hem in Ommen op straat als blijk van waardering een tientje in de handen drukte. Omdat hij tijdens een interview had verteld dat hij 's morgens vaak ontbeet met Brinta werd Paping gevraagd de hoofdrol te spelen in een nieuwe campagne voor dit merk. Het leverde de Ommenaar f 500,‒, een aansteker en een föhn op. Paping woonde overigens amper 2 jaar in Ommen en verhuisde na zijn roemruchte overwinning al spoedig naar Zwolle, waar hij een sportzaak opende. Inmiddels geniet hij al bijna 50 jaar na van het meest glorieuze moment uit zijn leven.