Geuzen
Filips II volgt in 1555 zijn vader Karel V op als heer der Nederlanden. Een jaar later wordt hij ook koning van Spanje. Filips neemt een aantal maatregelen die in de Nederlanden boosheid veroorzaken. Door het bestuur te centraliseren probeert hij meer macht naar zich toe te trekken. Daarnaast wil hij de scheuring in de kerk bestrijden: iedereen die zich bekeert tot de nieuwe stroming van de protestanten moet de doodstraf krijgen.
Om Filips een halt toe te roepen bieden tweehonderd Nederlandse edellieden landvoogdes Margaretha van Parma, halfzus van Filips, een smeekschrift aan. Zij vragen om godsdienstige verdraagzaamheid en opschorting van de vervolgingen. De landvoogdes schrikt van hun aantal, maar een raadsheer zegt kalmerend: ‘Het zijn maar geuzen (bedelaars).’ Met het smeekschrift bereiken ze niets, maar de edelen vatten de benaming ‘geuzen’ op als erenaam. Ze komen steeds openlijker in verzet.
Hagepreken en Beeldenstorm
Ondertussen krijgt de Frans-Zwitserse hervormer Calvijn in de Nederlanden een grote aanhang. De protestanten of ‘calvinisten’ verzamelen zich steeds vaker om in de buitenlucht naar rondtrekkende predikanten te luisteren. Zij vinden dat zij zich tegen hun vorst kunnen verzetten als die zich niet houdt aan de Bijbel. Op 10 augustus 1566 leidt zo’n ‘hagepreek’ in het Westvlaamse Steenvoorde tot de bestorming van een nabijgelegen klooster waarbij de religieuze beelden worden vernield.
In de maanden daarop verspreidt de ‘Beeldenstorm’ zich van de Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden. De beeldenstormers, afkomstig uit alle lagen van de bevolking, richten hun woede op de beelden in kerken en kloosters. Deels uit haat tegen de katholieke geestelijkheid, maar ook uit wanhoop vanwege honger en armoede.
De opstand wordt een oorlog
Filips stuurt hierop een leger van tienduizend man naar de opstandige gewesten, onder leiding van de hertog van Alva, de nieuwe landvoogd. Alva stelt een strenge rechtbank in om de opstandelingen te straffen. Deze Raad van Beroerten staat al snel bekend als de Bloedraad.
De militair opperbevelhebber in de Nederlanden, Willem van Oranje, brengt een leger bijeen. Tijdens de Slag bij Heiligerlee, op 23 mei 1568, wordt Groningen deels op de Spanjaarden veroverd. Als straf laat de hertog van Alva in Brussel twintig edelen ter dood brengen, onder wie de prominente graven van Egmont en Horne.
In reactie hierop kapen de opstandelingen schepen om de oorlog vanaf zee voort te zetten. Deze ‘watergeuzen’ veroveren onder leiding van Willem van Oranje eerst Den Briel (1572) en vervolgens onder meer Alkmaar (1573) en Leiden (1574). In 1579 ondertekenen de zuidelijke gewesten de Unie van Atrecht en verzoenen zich zo met Filips. Zeven noordelijke gewesten besluiten in datzelfde jaar in de Unie van Utrecht de strijd voort te zetten. Deze strijd krijgt soms het karakter van een burgeroorlog. De inwoners van de Nederlanden zijn diep verdeeld en nemen de wapens op tegen elkaar.
Plakkaat van Verlating
Op 26 juli 1581 ondertekenen de Staten-Generaal van de zeven gewesten het Plakkaat van Verlating. Hierin staat dat een vorst zijn onderdanen moet beschermen. Zo niet, dan is hij een tiran en mogen de onderdanen hem afzetten en een andere heerser kiezen. De Staten-Generaal beschrijven vervolgens de tirannieke daden van Filips en besluiten hem te verlaten. Ze zetten hem daarmee af als vorst. Het lukt het de gewesten daarna niet om een andere vorst te vinden. Daarom gaan ze in 1588 verder als de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Opstand is eeuwenlang internationaal een inspirerend voorbeeld, bijvoorbeeld in de Amerikaanse strijd om de onafhankelijkheid.