Door de afscheiding van België in 1830 ging een belangrijk textielproducerend gebied voor Nederland verloren. In overleg met de Nederlandse Handel-Maatschappij (NHM) besloot de regering de textielindustrie in Twente te vestigen en te ondersteunen. Twee belangrijke redenen daarvoor waren de lage lonen in Twente en de eeuwenlange ervaring van de Twentse bevolking met het weven en spinnen van textiel. In 1832 ontmoetten drie mannen elkaar in logement De Ster in Hengelo. Willem de Clercq, directeur-secretaris van de NHM, Thomas Ainsworth, technicus en textieldeskundige uit Engeland en Baron C. de Maere, textielfabrikant uit België. Deze ontmoeting was het begin van de textielindustrie in Twente. Van 1830 tot 1850 bleef de thuisnijverheid overheersen. Op aanwijzing van Ainsworth werden de handweefgetouwen gemoderniseerd. De schiet- of snelspoel verving de smietspoel. Hierdoor ging het weven driemaal zo snel. Maar op den duur bleek de overgang op stoom noodzakelijk om te kunnen concurreren met andere landen. De NHM richtte weefscholen op, waar de leerlingen leerden omgaan met snelle, moderne weefgetouwen. Over de goederen die naar Indië geëxporteerd werden hoefde geen invoerbelasting betaald te worden.
De overgang van huisnijverheid naar textielindustrie in Oldenzaal
In Oldenzaal werd in 1860 aan de Bentheimerstraat een zeer moderne stoomspinnerij gebouwd door H.P. Gelderman, C.T. Stork en C.W. Eekhout, burgemeester van Oldenzaal. In deze fabriek stonden twee stoommachines die de 20.000 spindels (klossen) aandreven. De fabriek had sheddaken (schuine daken met glas) en een eigen acetyleen gasverlichting. Er werkten 162 mensen. In 1883 brandde de stoomspinnerij af. C.T. Stork verplaatste zijn bedrijf naar Hengelo (O). Eekhout was in 1864 overleden. H.P. Gelderman bouwde in 1864 de eerste stoomweverij in Oldenzaal aan de geprojecteerde spoorlijn Almelo-Salzbergen. Hier werkten 180 mensen. Later kwam hier een stoomspinnerij bij. Dit was het begin van het textielimperium van Gelderman. De zonen en kleinzonen van Gelderman brachten het bedrijf tot grote bloei. Er werkten gemiddeld 1.700 tot 1.800 mensen. Gedurende meer dan 100 jaar was Gelderman de belangrijkste textielfabrikant en broodheer van Oldenzaal.
De Oldenzaalsche Weverijmaatschappij
In 1860 begonnen tien Oldenzaalse ondernemers een
textielfabriek, de NV Oldenzaalsche Weverijmaatschappij. De tien
aandeelhouders brachten samen f 60.000,‒ in. In deze weverij werden
katoenen stoffen en jute geproduceerd op handweefgetouwen. De
eerste 5 jaar leverde dit Oldenzaals initiatief de aandeelhouders
veel winst op. In 1865 werd het kapitaal verhoogd tot
f 90.000,‒ in aandelen. De aandeelhouders kochten een stuk grond
aan de Steenstraat, bij de Steenpoort en aan de stadsgracht de
Bonkenberg. Hier vestigden zij een weverij met een stoommachine van
25 PK en 180 powerlooms, weefgetouwen aangedreven door
stoom. Er werkten 90 mensen. In 1867 werd er in heel Twente verlies
geleden door de overproductie van textielstoffen voor Indië. Dit
was voor de Oldenzaalsche Weverijmaatschappij het begin van de
achteruitgang. Daarna werden elk jaar de verliezen groter. Ten
slotte was de schuldenlast zo groot geworden dat de aandeelhouders
besloten de fabriek te verkopen. In 1872 kocht J.H. Molkenboer jr.
de failliete fabriek voor f 45.000,‒. De aandeelhouders bleven
achter met grote schulden, die nog jarenlang onderlinge onenigheid
veroorzaakten. Enkele andere textielfabrikantenten in Oldenzaal
waren: H.W. Cohen met een handjuteweverij, S.I. Zwartz met een
handjuteweverij, W. Kan met handweverijen en Z. Trauss met een
fabriek waar de stoffen geverfd en bedrukt werden.