In 1641 komen vertegenwoordigers van de Hollandse Compagnie op het Hooge Veen met onder anderen de bedoeling om hier het weren van brand te regelen. Roelof van Echten zou er over nadenken en met een plan komen. Dat gebeurde niet. Op 18 juni 1647, na Roelofs dood, besloot de Compagnie van 5000 Morgen op initiatief van de Hollanders, dat er 50 brandemmers zouden worden besteld. Op iedere emmer zou 'HV' komen te staan, van Hooge Veen, de naam van het dorp. 'Nie-Echten' komt als idee van Roelof van Echten wel voor op de kaart van Pijnacker, maar deze naam is in werkelijkheid nooit gebruikt. Met het besluit over de brandemmers werd ook de dorpsnaam vastgelegd.
Niet alleen werden er brandemmers aangeschaft, maar er werd ook beslten dat ieder huisgezin een bootshaak in huis moest hebben. Deze haak werd bij brand gebruikt om snel de emmer te vullen en bij het loshalen van rieten daken. De bootshaak werd ook gebruikt om drenkelingen uit het water te halen. Op 6 mei 1648 kwam de Compagnie in vergadering terug op die emmers. Ze zouden in Leiden worden besteld. De rentmeester van de Compagnie zou voor ieder huis een bootshaak moeten laten maken. De mensen moesten zelf zorgen voor een stok aan die bootshaak. Er zouden in Amsterdam twee brandzeilen worden besteld. In 1649 waren de emmers er nog niet. Op 2 juli van dat jaar werd het besluit bevestigd.
Er werd ook beschreven waar de brandzeilen en de brandemmers bewaard moesten worden: op het landhuis Venendal, in de herberg Den Clarenberg die stond waar nu de Raadhuisstraat begint, en in de rentmeesterswoning van de Hollandse Compagnie. Die stond tegenover het huidige Schippershuus, op het pleintje. Venendal zou 30 emmers krijgen, de andere punten 10. Zo zien we ook de verdelingen in rotten, wijken, ontstaan. Dit werden het Hollandse Rot, het Noordse Rot en het Wester Rot. Rondom de huidige Alteveerstraat en Schutstraat kwam het Zuidwolder Rot. De regels rond het brandweren in Hoogeveen waren gelijk aan de regels die toen ook in Leiden, het voorbeeld van de Hollanders, golden.
Na 2 juli 1649 werd er niet meer over gesproken. We kunnen ervan uit gaan dat de zaak toen was geregeld. Het was het begin van een brandweer in de 17e eeuwse stijl. In 1755 werd gewerkt aan modernisatie, door de aanschaf van de eerste handmatige brandspuit. Meerdere brandspuiten volgden, er kwamen brandweerkorpsjes in de buitendorpen, tot al die korpsjes werden opgeheven en verenigd in de gemeentelijke - later regionale - brandweer. Het begin lag echter bij die emmertjes-brandweer volgens Leids model.