Tot 1900 gingen veel kinderen maar tot hun 12e jaar naar school en moesten daarna aan het werk. Door wetten en regels is die situatie nu sterk verbeterd.
Niet naar school, maar aan het werk
Stel je eens voor, je bent 11 jaar en woont rond 1900 in een dorpje ergens tussen Zweeloo en Coevorden. Je vader is boer en je moeder helpt op de boerderij. Elke dag, voor je naar school gaat, melk je de koeien. Soms moet je rennen naar school, anders kom je te laat.
Op school leer je schrijven, rekenen en lezen. Maar dan breekt je vader zijn been, hij kan lange tijd niet werken op de boerderij. Vanaf dat moment ga je niet langer naar school. Voortaan moet je de hele dag werken op de boerderij, anders is er niet genoeg geld om eten te kopen. Misschien mag je weer terug naar school, als je vader weer kan werken.
Alleen lagere scholen
Rond 1900 was dit een hele normale situatie. In deze tijd gingen kinderen naar school, tot hun 12e jaar. Daarna moesten ze aan het werk, bijvoorbeeld op de boerderij of in het veen.
Er waren alleen lagere scholen, middelbare scholen waren er enkel in grote steden. Deze middelbare scholen werden alleen bezocht door kinderen van rijke ouders.
Op de lagere school leerden kinderen lezen, schrijven en rekenen, andere vakken werden niet gegeven. Wanneer het geld op was of wanneer er bijvoorbeeld geoogst moest worden, werden kinderen van school gehaald. Ze moesten hun ouders helpen of zelf geld verdienen, anders kon er geen eten worden gekocht. Soms gingen ze na een tijdje terug naar school, maar vaak ook niet. Er waren geen regels dat kinderen verplicht naar school moesten. Wel gingen kinderen die naar school gingen, ook op zaterdag naar school.
Allemaal in één lokaal!
Het ging er op scholen vroeger wel anders aan toe dan nu. In de klas zaten alle leerlingen van verschillende leeftijden bij elkaar. Soms had een klas wel zeventig kinderen! Voor al deze leerlingen stond één onderwijzer, die al deze kinderen les moest geven.
De leerlingen waren wel verdeeld in klassen van verschillende leeftijden. De leerlingen van een klas kregen tegelijk les, de andere leerlingen moesten op dat moment zelfstandig werken. In Openluchtmuseum Ellert en Brammert kun je zien hoe een oude school eruit zag.
Strenge straffen
Kinderen zaten netjes twee aan twee in een houten bankje. Omdat er zoveel leerlingen bij elkaar zaten was de onderwijzer erg streng. Dat moest ook wel om les te kunnen geven. Zijn lessenaar stond op een verhoging zodat de leerlingen wisten wie de baas was.
Leerlingen die kattenkwaad hadden uitgespookt, werden in de hoek gezet of moesten strafregels schrijven. Of de meester gooide de pechvogel naar het stoute kind. De pechvogel was een stoffen vogel. Het stoute kind moest de pechvogel naar de meester terugbrengen en kreeg als straf slaag met een liniaal of rietje. Een kind dat het verkeerde antwoord gaf, kreeg van de meester een bordje met een tekening van een ezel erop. Dat was op de scholen vroeger heel normaal.
Meer regels
In de loop van de 19e eeuw gingen steeds meer kinderen naar school, ook al was het nog niet verplicht. Daarom kwamen er steeds meer regels voor scholen. Er kwamen bijvoorbeeld regels over het aantal leerlingen per klas, zeventig bij elkaar mocht niet meer. Ook moesten er meer vakken worden gegeven, naast rekenen, schrijven en lezen ook aardrijkskunde, geschiedenis, kennis der natuur en zingen.
Om ervoor te zorgen dat kinderen schoon en gezond waren, kwam de schoolarts langs. Ook de straffen veranderden, slaan mocht bijvoorbeeld niet meer. En klaslokalen moesten een raam en een kachel hebben. In 1901 kwam een hele belangrijke wet, de leerplichtwet. Vanaf dat moment moesten alle kinderen tot 12 jaar naar school. Dit ging niet direct goed, maar toen er strenge controles kwamen, gingen steeds meer kinderen naar school.
Langer naar school
Vanaf 1920 werd het ook normaal dat kinderen na hun 12e naar school bleven gaan. Meisjes gingen naar de huishoud- en industrieschool. Jongens bezochten de ambachts-, landbouw- of handelsschool. In veel dorpen kwamen eigen middelbare scholen, zodat leerlingen in hun eigen dorp een opleiding konden volgen. Vaak kozen ze de school die paste bij het beroep van hun ouders.