Het aanzien van Vriezenveen, de omgeving van Aadorp en Westerhaar-Vriezenveensewijk veranderde ingrijpend door de grootschalige ruilverkaveling in de jaren 1955-1969. De karakteristieke, smalle kavels en de boerderijen langs de dorpsstraat in Vriezenveen maakten na eeuwen plaats voor grote agrarische kavels met zo'n 70 moderne agrarische bedrijven.
Stemming
De ruilverkaveling was vanuit sociaal-economisch oogpunt een
welkome ingreep. De verplaatsing van levensvatbare boerderijen naar
het buitengebied deed het agrarische karakter van het dorp naar de
achtergrond verdwijnen. Hoewel er al vóór de Tweede Wereldoorlog
over werd gesproken, duurde het tot 1954 voordat er daadwerkelijk
een begin werd gemaakt met de grootschalige Ruilverkaveling
Vriezenveen. Er werd volgens wettelijk voorschrift een stemming
onder grondeigenaren gehouden, een ruilverkavelingscommissie
ingesteld en er volgde aanbesteding van de werkzaamheden. De
stemming werd gehouden op 17 september 1954 in een tent op het
feestterrein aan de Kerkstraat. De uitslag was dat er van de 2.590
stemgerechtigden 2.172 voorstemmers waren. De mensen, die niet op
de stemming kwamen, werden tot de voorstemmers gerekend. Een
meerderheid besloot tot ruilverkaveling.
Verkavelen
Op 14 juni 1955 werden de werkzaamheden officieel door de minister
van Landbouw en Visserij, S.L. Mansholt, gestart. De uitvoerder van
de Ruilverkaveling werd de Koninklijke Nederlandse
Heidemaatschappij. De ruilverkavelingscommissie, die in hoofdzaak
bestond uit plaatsgenoten en werd bijgestaan door deskundigen van
het ministerie van Landbouw en Visserij, bestond uit: G. Hoff,
voorzitter; B. Dekker, plaatsvervangend voorzitter, J. Eshuis, J.
Dekker, en J. Pot. De zittingen van deze commissie vonden gedurende
meerdere jaren plaats bij café Veneman (Diekie Boom). De
karakteristieke structuur van de langgerekte percelen (slagen) van
7, 14, 21 of 28 m breedte verdween en maakte plaats voor blokken en
vierkante percelen, die goed bereikbaar werden door moderne wegen
met een totale lengte van ruim 80 km. Nieuwe of verbeterde sloten
in het gebied zorgden voor een goede afwatering. Problemen
ontstonden in de loop van de ruilverkaveling met een gebied in het
noorden tussen Vriezenveen en Vriezenveensewijk. Door het
metersdikke veenpakket bleef rondom de Derde Waterleiding een
strook veengebied in de oorspronkelijke staat gehandhaafd. Dit
zogenaamde Veenschap, zowel aan de westkant als de oostkant van de
Bouwmeesterstraat/Hoofdweg, herinnert nog aan de tijd van vóór de
ruilverkaveling. Hierin bevindt zich ook het Veenmuseum
Vriezenveenseveld.
De uitvoering
De totale verkavelde oppervlakte bedroeg zo'n 4.400 ha. De
ruilverkaveling werd uitgevoerd door een breed scala van bedrijven
onder regie van de Koninklijke Nederlandse Heidemaatschappij te
Arnhem. Het was de eerste grote ruilverkaveling na de Tweede
Wereldoorlog. Draglines en bulldozers, die de grote diepploegen
trokken, voerden het karwei uit. De meeste draglines waren gestald
op een perceel van transportbedrijf Rensink aan de Hoofdweg in
Westerhaar-Vriezenveensewijk. Veel machinisten waren bij inwoners
in de kost en steeds meer jongens leerden het vak in de praktijk.
Het werk nam vele jaren in beslag en onder de wegverharding werd
Bentheimer puin gestort voor de stevigheid op de veenachtige bodem,
die metersdiep werd uitgegraven. Bij de uitvoering waren ook veel
plaatselijke bedrijven betrokken.
Verplaatsing boerderijen
De oude boerderijen en het huisperceel werden merendeels aangekocht
door de Stichting Beheer Landbouwgronden en kregen daarna een
niet-agrarische bestemming. De nieuwe boerenbedrijven verschenen
vooral aan de Dalweg, de Westerveenweg, de Oostermaatweg en de
Westermaatweg. In totaal werden er zo'n 80 levensvatbare bedrijven
verplaatst. De te verplaatste boerderij moest minimaal 10 en later
15 ha landbouwgrond inbrengen. De eerste boerderij, die in 1957 in
gebruik werd genomen, was van de familie Hoff, die van het
Oosteinde verhuisde naar de Dalweg. Medio 1961 was de eerste groep
van rond de 60 boerderijen uit de dorpsstraat verdwenen. In de loop
der jaren volgden er nog incidentele verplaatsingen van
boerderijen. De oude boerderijen aan de dorpsstraat verloren hun
bestemming en werden vooral woonboerderijen. Het karakter van het
dorp veranderde hierdoor in sterke mate: melkbussen en mestkarren
verdwenen uit het straatbeeld.