In de middag van 16 mei 1905 werd Vriezenveen opgeschrikt door de alarmklok van de Grote Kerk. Dat alarm kondigde een ongekend grote ramp aan voor de dorpelingen.Op het Oosteinde was brand ontdekt in de werkplaats van timmerman Jannes Goosselink. Het voorjaar van 1905 was droog en schraal geweest en er stond op dat moment een felle oostenwind. De wind nam letterlijk een loopje met de brand. De huizen waren veelal voorzien van rieten daken en houten topgevels, met als gevolg dat de brand zich snel uitbreidde. Woningen, een school, twee kerken, het gemeentehuis: niets ontkwam aan de woede van de vlammen. Uiteindelijk werden 228 gebouwen in één middag tijd volledig verwoest.
Ooster- en Westerspuit
Degene die het eerst alarm sloeg was een schilder die aan het werk
was in de buurt van de Grote Kerk. Vrijwel onmiddellijk na het
alarm rukten de brandspuiten uit. Deze konden door de felheid van
de brand niet veel uitrichten. De bakken van de spuiten moesten
eerst met water worden gevuld, waarna het handmatig uit de bak in
het vuur werd gepompt. Er waren drie van dergelijke brandspuiten in
Vriezenveen: Oosterspuit, Middenspuit en Westerspuit. De
Oosterspuit heeft het langst dienst gedaan bij deze brand. De beide
andere spuiten waren al snel buiten werking. De brandweer uit
Almelo kwam aan het einde van de middag helpen met twee
brandspuiten, vijf slangenwagens en een ladderwagen. Zij reden
onmiddellijk door naar de textielfabriek van Jansen & Tilanus,
omdat de brand bijna de fabriek had bereikt. Daar werd het vuur met
succes tegengehouden.
Hulp en hoog bezoek
Onmiddellijk na de brand werden maatregelen getroffen om de mensen
te huisvesten. In het huis van de heer Tilanus, naast de fabriek,
werden alleen al acht gezinnen gehuisvest. Alle resterende huizen
in Vriezenveen herbergden gasten. Door het leger werden vanuit
Woerden 100 16-persoons tenten ter beschikking gesteld om
slachtoffers te herbergen. Een legeronderdeel van de Genie was
aanwezig om allerlei hulpdiensten te verrichten. Houten loodsen
werden snel in elkaar gezet om gezinnen tijdelijk te huisvesten. Al
vlug kwam ook andere hulp op gang. Uit alle delen van het land
kwamen grote en kleine geldbedragen binnen. In veel plaatsen werden
collectes gehouden en liefdadigheidsbijeenkomsten georganiseerd.
Ook vanuit Sint-Petersburg en Semarang (Nederlands-Indië) kwamen er
schenkingen voor de noodlijdende dorpsgenoten. Zelfs van koninklijk
zijde was er medeleven en meer dan alleen financieel. Op 19 mei
brachten koningin Wilhelmina en prins Hendrik een bezoek aan
Vriezenveen om zelf de gevolgen van de ramp in ogenschouw te nemen.
De koningin werd in een landauer door het Westeinde gereden,
bezocht de fabriek van Jansen & Tilanus, ging daarna door het
Oosteinde om met haar gevolg naar Almelo door te reizen.
Broandkiekers
De brand trok veel bekijks. Naast de vele verslaggevers uit binnen-
en buitenland trok de ramp duizenden bezoekers uit binnen- en
buitenland. Rijen fietsers en automobielen bezochten uit pure
nieuwsgierigheid het dorp. Broandkiekers noemde men ze in
Vriezenveen. De wederopbouw voor de 280 dakloze gezinnen verliep
vrij snel. Deze keer waren de huizen beter ingericht en stonden ze
minder aan brandgevaar bloot. De reden daarvan was ook een in april
1905 vastgestelde woon- en bouwverordening in de gemeente
Vriezenveen. Het gemeentebestuur hield bij de wederopbouw streng de
hand aan die nieuwe bepalingen. Daken van riet en stro mochten niet
meer, aan de wanden van schoorstenen werden eisen gesteld, muren
mochten niet meer worden gemaakt van latten opgevuld met stro,
turfmolm of zaagsel. Iets meer dan 1 jaar na de brand waren de
woningen en andere gebouwen weer opgebouwd. Vriezenveen herrees als
herboren uit de as.