Of de Zwollerkerspelaren de annexatie van Zwollerkerspel door Zwolle tenslotte als "winst" hebben ervaren, dat moet de geschiedenis te zijner tijd maar uitmaken. Vaststaat, dat die annexatie voor velen niet hoefde. Vaststaat ook, dat er velen zijn die met lede ogen hebben aangezien hoe prachtige stukken van het voormalige grondgebied van Zwollerkerspel werden volgebouwd. [Schelhaas, H., "750 jaar Zwolsen, Zwollenaren en hun kerspel", in: Ach Lieve Tijd (1980)].
De "annexatie" van Zwollerkerspel door Zwolle vond plaats op 1 augustus 1967. Het was het resultaat van tientallen jaren politiek touwtrekken. De sinds mensenheugenis aanwezige groene band van weilanden en natuur die de stad omringde, was gaan knellen. Zwolle wilde graag nieuwbouwwijken en industrieterreinen aanleggen, in de richting van de IJssel en de Vecht, maar zag zich daarin belemmerd door de gemeente Zwollerkerspel. Uiteindelijk kreeg Zwolle groen licht van het provinciaal bestuur voor de toevoeging van een flink deel van Zwollerkerspel aan Zwolle en niet lang daarna ook van de Tweede en de Eerste Kamer. Dat kwam niet onverwacht, want de landelijke overheid had in de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening van 1966 aan Zwolle een belangrijke rol toebedeeld: de stad moest industrialiseren en uiteindelijk uitgroeien tot een stad met ten minste 250.000 inwoners.
De gemeente Zwollerkerspel was vele malen groter dan Zwolle. De gemeente omvatte de dorpen en buurschappen Berkum, Cellemuiden, Frankhuis, Genne, Haerst, Harculo, Herfte, Hoog- en Laag-Zuthem, Ittersum, Langenholte, Mastenbroek, Oldeneel, Schelle, Spoolde, Streukel, Voorst, Westenholte, Windesheim, Wijthmen en Zalné. In 1967 kreeg Zwolle het grootste deel van dit gebied. De rest ging naar Genemuiden, Hasselt, Heino en IJsselmuiden. Na de samenvoeging was het grondgebied van Zwolle in één klap vervijfvoudigd en het aantal inwoners met 12.889 toegenomen. Zwolle had daarmee weer de macht over het buitengebied in handen die het voor 1802 ook had gehad.
Zwollerkerspel heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de
geschiedenis van Zwolle. De boeren die er woonden leverden de stad
groente, vlees, melk en boter. Tot ver in de vorige eeuw waren ze
met hun waren te vinden op de Zwolse markten. Maar het gebied was
ook in andere opzichten belangrijk voor de Zwollenaren. In de
Middeleeuwen ontstonden er de ver buiten de landsgrenzen beroemde
kloosters van de moderne devoten in Windesheim en het
Agnietenbergklooster van de al even beroemde Thomas a Kempis. Ook
het middeleeuwse kasteel Voorst stond op het grondgebied van
Zwollerkerspel. Vanaf de 18de eeuw verrezen er landhuizen als
Boschwijk, Landwijk, Veldwijk, Zandhove en Soeslo. En, niet te
vergeten, tot op de dag van vandaag vinden Zwollenaren er hun
laatste rustplaats op de begraafplaatsen Bergklooster (sinds 1399),
Kranenburg (sinds 1933) en Voorst/Westenholte (sinds 1933).
Zwollerkerspel viel sinds de late Middeleeuwen juridisch onder
Zwolle. Met een "kerspel" werd op het platteland zowel een
kerkelijke gemeente als een bestuurlijke eenheid aangeduid.
Zwollerkerspel werd ook wel het Schoutambt van Zwolle
genoemd. Het bestuur en de afhandeling van eenvoudige juridische
zaken was namelijk in handen van een door Zwolle aangewezen schout.
Een vrij logische zaak omdat de buurschappen van Zwollerkerspel
eenvoudigweg te klein waren voor het voeren van een zelfstandig
bestuur. Het gebied was uitgesproken dun bevolkt. De bewoners waren
voornamelijk eenvoudige boeren.
Aan de juridische band met Zwolle kwam een einde in oktober 1802. De bestuurders van de Bataafse Republiek (1795-1806) stelden naar Frans voorbeeld dorpen en steden gelijk in een nieuwe bestuursvorm: de gemeente. Ook Zwollerkerspel werd aangewezen als een zelfstandige gemeente en zou dat tot 1967 blijven. Eerste burgemeester werd de uit een Zwolse regentenfamilie afkomstige L.H.C. Nilant. Voor de bewoners van Zwollerkerspel (in die tijd ongeveer 3.500) veranderde er niet veel. Voor voorzieningen als gezondheidszorg en onderwijs waren ze nog steeds op Zwolle aangewezen. Daar in de stad was ook hun gemeentehuis gevestigd, eerst in het Stadswijnhuis in de Sassenstraat en vervolgens in de Koestraat, de Nieuwe Markt, de Melkmarkt en van 1916 tot de opheffing van de gemeente in 1967 in het grote herenhuis aan het Ter Pelkwijkpark op nummer 18.
Zwolle zou na de samenvoeging gebruik maken van de nieuwe
ruimte. Wijken als de Aa-landen, Zwolle-Zuid en Stadshagen werden
er gebouwd of uitgebreid, evenals de industrieterreinen Voorst en
Marslanden. Het landschap rondom de Agnietenberg en bij Wijthmen
werd ingrijpend aangetast en kreeg een geheel andere functie als
recreatiegebied. Zwolle kreeg er de Agnietenplas en de
Wijthmenerplas voor terug.
Toch bleef veel van het oude landelijke karakter van Zwollerkerspel
bewaard. Tot op de dag van vandaag trekken Zwollenaren met
regelmaat de stad uit voor een rondje Zwolle dwars door het oude
Zwollerkerspel. Misschien ervaren ze dan iets van de sfeer die C.W.
van der Pot in zijn boek Zwolle's omgeving omstreeks 1900
beschreef: "Aantrekkelijker nog dan de weg, die over de
noordelijkste der beide zandruggen liep, was de Wythmerweg [nu
Valkenbergweg] over de zuidelijke rug langs het Erfgenamenbos en de
twee heuvels, waar soms een fazant opvloog uit het hout en menig
haasje wegstoof, verschrikt door het verstoren van de eenzaamheid.
Van die heuvels had men een prachtig uitzicht. Aan de ene zijde
keek men over de rieten daken en eikebosjes van Herfte naar een
grote vlakte met de Dalfser bossen op de achtergrond, waar het
spitse torentje van de Hoonhorster kerk juist bovenuit kwam; aan de
andere kant zag men de Zwolse torens half verscholen tussen het
groen rechts van Selhorst, links van Boschwijk, van welks huis de
gehele achtergevel zich vertoonde. De weg liep door tot aan de
Poppenallee bij de Wythmer school."