Wie via de Stationsweg Heino binnenkomt, ziet de oude toren van de Nederlands Hervormde kerk op zijn mooist. De toren is het oudst overgebleven deel van de Sint Nicolaaskerk uit 1236. Het kerkgebouw zelf is in de 19de eeuw grondig verbouwd. Kerk en toren hebben eeuwenlang een grote betekenis gehad voor de Heinose bevolking, als centrum van het oude en het nieuwe geloof.
De eerste vermelding van Heino en van een daar aanwezige kerk staat in een oorkonde van bisschop Otto III van Utrecht uit 1236. De titel van de oorkonde luidt: "Van der kercken van der Hayne ende van tenden (belastingen in natura)". In de oorkonde deelt de bisschop mee dat hij een deel van de inkomsten van de kerk van Heino schenkt aan het Benedictinessenklooster Mariënberg, dat drie jaar eerder aan het Zwartewater bij Hasselt was gesticht. Het kerspel Ter Hayne en de kerk zijn beide zeker ouder dan het in de oorkonde genoemde jaar 1236. Deskundigen nemen aan dat de allereerste kerk een houten kapelletje was, dat later, rond 1400, werd vervangen door een stenen gebouw, met toren. Mogelijk is de kerk gesticht als filiaal- en dochterkerk van de veel oudere Plaskerk in Raalte.
De naam van de kerk is lastig te verklaren. In de Middeleeuwen kozen veel kerken de heilige Nicolaas als schutspatroon, de beschermheilige van zeevarenden en kooplieden. Maar Heino ligt niet aan het water. Misschien heeft de naam te maken met de Nicolaasverering van de nonnen uit het klooster Mariënberg, waar Heino een band mee had.
Na 1581 moet het interieur van de kerk ingrijpend zijn aangepast. In dat jaar vond in Heino namelijk de Reformatie plaats: voortaan werden er geen katholieke erediensten meer gehouden maar gereformeerde, later hervormde. Alle typisch katholieke ornamenten, zoals schilderijen en beelden, moeten in die tijd uit de kerk zijn verdwenen. Een 15de-eeuws altaarretabel uit de Sint Nicolaaskerk met een voorstelling van de geboorte van Christus werd lange tijd bewaard in de schuilkerk van Lierderholthuis. Het retabel behoort nu tot de collectie van museum het Catharijneconvent te Utrecht.
Ook in latere tijd vonden veranderingen plaats. Het kerkgebouw werd in 1699 gerestaureerd en van een nieuwe galerij voorzien. Daarna vond in 1808 een verbouwing plaats, evenals in 1842-1843. Het belangrijkste bezwaar kon echter niet worden opgeheven, namelijk dat het gebouw voor de gemeente te klein was. 3 jaar na de verbouwing schreef een reiziger: "het kerkje heeft weinig bijzonders, is veel te klein voor de gemeente en voorzien van een bijzonder slecht orgel, waarvan het uiterlijk nog ontsierd wordt door een paar extra lelijke engeltjes. En… zoo het orgel, zoo de organist! Een arbeider die de schop hanteert, tikt des zondags op de toetsen, waaraan gelukkig niets meer is te bederven".
In 1864 benaderde de kerkvoogdij de gemeenteraad van Heino met een verzoek om "de oude lelijke toren" weg te ruimen om plaats te maken voor een kerkgebouw met een torentje erop. Maar de gemeenteraad wees het verzoek af. Goede raad was duur. In verband met plaatsgebrek besloot de kerkenraad de toren te laten staan en alleen de kerk te vervangen door een groter gebouw. Op zondag 3 maart 1867 werd in de oude kerk de laatste dienst gehouden. Enkele dagen later verscheen de sloper en verdween Heino's oudste gebouw. Het enige dat overbleef was de toren.
Het nieuwe kerkgebouw werd ontworpen door de Zwolse architecten W. en F.C. Koch. Ze maakten, naar de mode van die tijd, een ontwerp in de zogenoemde late waterstaatsstijl. De oorspronkelijke eenheid van kerkgebouw en toren verdween daardoor. De eerste steen werd gelegd op 27 april 1867. In 1874 werd een nieuw orgel geplaatst.
In de daarop volgende jaren ontstonden nieuwe problemen. Eind 19de eeuw (waarschijnlijk in 1885) werd de toren, vermoedelijk door blikseminslag, zwaar beschadigd. Het dak werd vernield en in de westgevel ontstond een diepe scheur. Bij de bevrijding van Heino op 12 april 1945 werd de kap van de toren ernstig beschadigd door de Canadese artillerie. In het jaar daarop werd de schade hersteld, bij welke gelegenheid tevens de oude scheur in de westgevel werd gedicht. In 1954 volgde een herstel van het torenportaal met kruisribgewelf. Tevens werd de doorgang naar het orgelbalkon hersteld. Via deze doorgang kan men het inwendige van de toren met de klokkenstoel bereiken.
Ondanks alle bouwproblemen bleef de kerk al die jaren in gebruik. De uitbaatster van café Den Borrel, tegenover de toren, luidde op gezette tijden de torenklok en trok de zware gewichten op om het uurwerk gaande te houden. Wanneer in de cel onder de toren een landloper of dronkenlap was opgesloten, moest zij de arrestant van water en brood voorzien.
Momenteel behoort de hervormde gemeente met de gereformeerde kerk synodaal tot de PKN (Protestantse Kerk in Nederland). De kerk wordt gebruikt bij kerkdiensten, uitvaarten, orgelconcerten en uitvoeringen van koren. Belangstellenden kunnen tijdens de Pompdagen het interieur bezichtigen.