Johannes Conradus Bouwmeester

46 jaar burgemeester

Tijd van burgers en stoommachines

Johannes Conradus Bouwmeester werd geboren op 12 oktober 1858 in Stad Ommen. Hij was een zoon van Alexander Carel en Aleida Immink. Veel van zijn voorouders waren notaris, schout of burgemeester. Zijn vader Alexander Carel Bouwmeester was burgemeester van Gramsbergen en later van Ommen. Het is dan ook niet vreemd dat hij in 1885 in de voetsporen van zijn voorouders trad en ook burgemeester werd, in zijn geval van de gemeente Vriezenveen. Na zijn studie ging hij werken bij de gemeente Ommen. Door het overlijden van de burgemeester-secretaris van Ambt-Hardenberg werd Johannes waarnemend secretaris in Ambt-Hardenberg voor een periode van 3 maanden. In Vriezenveen was ondertussen de post van burgemeester vrijgekomen door het vertrek van burgemeester Johannes Otto Meijer. Johannes Bouwmeester solliciteerde in 1885 met succes naar deze functie. Hij was toen 27 jaar. In 1886 werd hij ook beëdigd als gemeentesecretaris van Vriezenveen. Als secretaris zou hij tot 1923 en als burgemeester tot 1931 actief blijven.

Betrokken burgervader

Johannes Bouwmeester was een krachtige persoonlijkheid die respect afdwong bij de inwoners van Vriezenveen door zijn tact en zijn grote gestalte. Door menigeen werd hij bestempeld als een harde werker, iemand op wie je kon bouwen, maar die niet graag op de voorgrond trad. Hij wist alles van het dorp Vriezenveen; hij kende de mensen en was op de hoogte van familieomstandigheden van bijna elk gezin. Daarom kon hij zich goed verplaatsen in de behoeften van de bevolking. In die 46 jaar heeft Johannes veel meegemaakt van het wel en wee van Vriezenveen en zijn inwoners en meegewerkt aan het welzijn van de gemeente. In zijn tijd zijn er veel winkels en fabrieken bijgebouwd, want hij was een voorstander van het bevorderen van de industrie. Met zijn medewerking werd overgegaan tot de oprichting van de coöperatieve stoomzuivelfabriek in Vriezenveen. Hij deed ook veel voor verbetering van het openbaar vervoer. Regelmatig sprak hij zich uit voor vernieuwing en verbreding van de 7 km lange Dorpsstraat. In 1890 werd het Veenkanaal gegraven, waar Johannes een groot voorstander van was. Hij zag daarin het voordeel van een betere en snellere afvoer van turf en een verbetering van afwatering van gronden. Hij was commissaris van de Overijsselse Kanalisatie Maatschappij; daardoor kon hij ook meepraten over goede waterwegen in Vriezenveen. De spoorwegen hadden zijn interesse in verband met een goede aansluiting van Vriezenveen op het landelijk spoorwegnet. In 1897 stemde de gemeenteraad in met deelname in het kapitaal van de op te richten Noordoosterlocaalspoorweg met een bedrag van f 30.000,−. De spoorlijn Almelo-Mariënberg kwam er in 1906, met een station in Vriezenveen en een halte in Aadorp.

Groene Kruis

Bouwmeester beijverde zich ook voor verbetering van de gezondheid van de mensen in Vriezenveen. In 1907 woonde hij een lezing bij in het sanatorium Hellendoorn over het nut van plaatselijke afdelingen van het Groene Kruis. Daarop deed Bouwmeester de volgende uitspraak: "Hoe kon het ook anders, of het schoone doel van bevordering van ziekenverpleging, met andere woorden hulp aan de lijdende menschheid, moest wel de algemeene sympathie opwekken!. Hij vormde met een aantal bekende Vriezenveners een voorlopig comité om een kruisvereniging in Vriezenveen op te richten. Het comité vond het een goed idee en men besloot om persoonlijk alle mensen in Vriezenveen uit te nodigen om lid worden. De uitkomst was dat ruim 650 leden intekenden. De burgemeester was voorzitter van de afdeling tot zijn pensionering in 1931. Ook speelde hij een rol in de oprichting van een afdeling van het Centraal Genootschap voor kinderherstellingsoorden. Bouwmeester liet zich ook niet onbetuigd op woningbouw in de sociale sector. In 1918 al wilde de Sociaal Democratische Arbeiders Partij 150 arbeiderswoningen laten bouwen in Vriezenveen. In de gemeenteraad kwam nu de discussie of er al dan niet een woningbouwvereniging moest komen. Johannes was daar een groot voorstander van en samen met zes andere Vriezenveners, onder wie C.B. Tilanus, riep hij de Woningstichting Vriezenveen in leven. Op 5 juni 1919 werd de oprichting in een akte vastgelegd. Bouwmeester was ook hiervan voorzitter.

Landjepik

In zijn 46-jarige loopbaan heeft hij hier ook minder leuke dingen meegemaakt. De grote brand van 1905 legde 228 gebouwen in de as en de Spaanse griep eiste in 1918 maar liefst 155 slachtoffers in Vriezenveen. Een opmerkelijke strijd heeft Johannes Bouwmeester gevoerd tegen de gemeente Almelo. In 1918 eiste Almelo gronden in Aadorp op, de Woesten geheten, om door zijn eigen werkloze fabrieksarbeiders te laten ontginnen. Almelo wilde zelfs de gronden laten onteigenen. Bouwmeester en zijn college waren furieus over deze manier van landjepik. In de woorden van Bouwmeester: "De gemeente Almelo heeft meer dan voldoende grond wat zich uitnemend leent voor cultivering; laat men deze onteigenen en geen gronden zoeken binnen de grenzen van een andere gemeente." Uiteindelijk bleef De Woesten bij Vriezenveen, tot de gemeentelijke herindeling in Overijssel van 2001, toen de hele gemeenschap Aadorp bij Almelo werd gevoegd.
Op 9 november 1925 was Johannes Bouwmeester 40 jaar burgemeester van Vriezenveen. 's Middags kreeg hij een huldiging van de burgerij die hem een monumentale elektrische lantaarnpaal schonk, die nu nog voor het oude gemeentehuis staat. Na zijn pensioen ging hij naar Apeldoorn, waar hij in 1934 overleed.