Schuin tegenover de toren van de middeleeuwse kerk van Borne lag het fabriekscomplex van de Erven ten Cate, een bedrijf in granen en voedingsmeel. Deze "grutterij" was hier gevestigd van 1744 tot 1967. Aan dit eeuwenoude bedrijf danken de inwoners van Borne hun bijnaam Melbuuln, meelzakken, dat vooral in Hengelo wordt gebruikt. Hengeloërs op hun beurt staan in Borne bekend om hun eigendunk en worden hier afgeserveerd als Hengeler Weend (vrij vertaald: opscheppers).
Boekweitpannenkoeken
Grutten zijn boekweitzaadjes die in stukjes zijn gebroken. De zaadjes lijken op kleine beukennootjes en zijn 6 mm lang. Boekweit was vroeger een populair gewas, omdat het kan worden verbouwd op onvruchtbare grond zonder bemesting. De roze bloemen van de plant waren van belang voor de honingproductie. Vroeger at men grutten met melk gekookt tot een dikke brij, of gesneden in plakken met stroop en boter. Bekend was ook de grote dikke boekweitpannenkoek. Het assortiment van Ten Cate werd later uitgebreid met boekweitmeel, boekweitvlokken, broodroggemeel, tarwemeel, pannenkoekmeel, pluimveeochtendvoer, varkensmeel, kippenvoer, vogelvoer en geglansde rijst.
Vestiging en uitbreiding
De locatie van de grutterij nabij het voormalige haventje aan de Bornse Beek werd de Potkamp genoemd. Vóór 1744 hadden Cornelis ter Horst en zijn zoon Berend hier een linnenhandel. Omdat de zaken slecht gingen, verkocht Berend ter Horst zijn huis en erf aan zijn neef Gerrit Hermansz. ten Cate (1715-1794). Deze verplaatste toen zijn gruttersbedrijfje van de Bongerd naar de Potkamp. In 1790 verkocht Gerrit Hermansz. ten Cate, die geen kinderen naliet, het bedrijf aan zijn neef Abraham Adamsz. ten Cate (1760-1826), naar wie later de Abraham ten Catestraat is genoemd. Ter vergroting van het bedrijf werd in 1815 de voormalige kosterij van de hervormde gemeente verworven, gelegen tussen de kerk en de grutterij. Eerst werd de kosterij als woonhuis gebruikt, later als paardenstal en pakhuis. Nadien hebben nog verschillende uitbreidingen plaatsgevonden, onder andere met een grote wagenloods tussen het Brugstraatje en de Oude Kerkstraat en een pakhuis op de hoek van de Grotestraat en de Abraham ten Catestraat.
Familie Hulshoff
Tot aan haar dood heeft de ongehuwde Geesken ten Cate (1802-1868), de laatste uit het gezin van Abraham Adamsz. ten Cate, het bedrijf geleid. In 1861 benoemde zij haar neef Abram Hulshoff (1830-1924) tot universeel erfgenaam. Bram was 18 jaar toen hij bij de Ten Cates op de Potkamp werd opgenomen, nadat zijn vader in 1848 aan een longontsteking was overleden. Zijn intrede in het bedrijf was voor de jongen niet gemakkelijk. De enige man in de zaak, zijn oom Izaäk ten Cate (1804-1864), was weliswaar een vrolijke en levendige vrijgezel, maar de drank ontnam hem het zicht op de realiteit in het zakenleven. Bram Hulshoff trouwde in 1866 met zijn nicht Margaretha Hendrika ten Cate (1834-1915), een dochter van de cichoreifabrikant Adam ten Cate (1794-1871) op de Horst. Het echtpaar wachtte een zware levenstaak door moeilijke familieverhoudingen en de zwakke financiële positie van het bedrijf. Niettemin was de jonge fabrikant ook nog lid van de gemeenteraad, diaken van de doopsgezinde gemeente en bestuurslid van een landbouwvereniging. Zijn drie zoons Adam (1866-1945), Jacob (1868-1937) en Hendrik (1873-1953) kregen ook een plek in het bedrijf. Hijzelf trad in 1917 terug als directeur. Het bedrijf is uiteindelijk in 1967 beëindigd. De karakteristieke bedrijfsgebouwen zijn kort daarna gesloopt. Bij de Potkamp in Oud-Borne boden zij plaats aan een nieuw wijkje.