Blauwvingers

De Zwollenaren

Tijd van televisie en computers

De schending door de Zwollenaren in 1521 van de eed van trouw aan de wettige landsheer vormt de historische oorsprong van hun bijnaam "Blauwvingers". In diverse documenten uit deze tijd klagen de bewoners erover dat zij in de buursteden "schandelijk bejegent, voor Blauwvingers uitgekreten, en met andere eerrovende bewoordingen uitgescholden waren." De spotnaam verwijst naar de opgestoken vingers, waarmee de Zwolse bestuurders bij de inhuldiging van de bisschop een zoals achteraf zou blijken valse belofte hadden afgelegd. [Hove, J. ten, Geschiedenis van Zwolle (Zwolle 2005)].

De historische verklaring van de spotnaam Blauwvingers is anders dan de verklaring die voorkomt in een bekende legende. In een ver verleden zouden de Zwollenaren de stad Kampen een veel te hoog bedrag in rekening hebben gebracht voor een carillon. Bovendien zou het carillon volgens de Kampenaren beledigende liedjes klingelen. Om wraak te nemen zouden ze de koopsom in stuivers hebben uitbetaald, zodat de Zwollenaren dagenlang hun vingers blauw moesten tellen.
Zo zijn er door de jaren heen nog meer verklaringen in omloop geweest. Maar de bijnaam Blauwvingers raakten de Zwollenaren niet meer kwijt, al zien ze die allang niet meer als een scheldnaam. Ze gebruiken hem als een geuzennaam. Ieder jaar weer bijvoorbeeld organiseert de Zwolse middenstand in juli de Blauwvingerdagen, de grootste braderie van Noordoost-Nederland. Er zijn Zwolse verenigingen die De Blauwvingers heten, er is een café De Blauwvinger en het is de naam van een koekje, bijna even bekend als de Zwolse balletjes. De scheldnaam van vroeger is een bindende factor geworden.

Het gevoel een Zwollenaar te zijn, wordt door veel bewoners van de stad nog steeds gedeeld. Lastig blijft de vraag wat dan eigenlijk een Zwollenaar, een echte Zwollenaar is. Een komisch bedoelde definitie is dat een Zwollenaar binnen de Zwolse stadsgrachten geboren moet zijn en daarbinnen ook zijn hele leven is blijven wonen. In die gedachtegang telt Zwolle nog maar weinig echte Zwollenaren. Dat was vroeger anders. Tot ver in de 19de eeuw woonde het merendeel van de burgers binnen de grachtengordel. Nu is de situatie omgekeerd: de meeste Zwollenaren wonen erbuiten.

Vóór 1795 was de betrokkenheid van de inwoners bij Zwolle, in letterlijke zin, groter dan in onze tijd. De wetten en regels van de stad kwamen toen niet van bovenaf, maar waren de verantwoordelijkheid van het eigen stadsbestuur. Zwolle wilde en kon net als de andere grotere steden van ons land voor een belangrijk deel zelf zijn zaken regelen. Buiten de muren, poorten en grachten daar woonden de anderen, de niet-Zwollenaren, mensen met soms net iets andere rechten en plichten.
De identiteit van een stad als Zwolle of een streek als Overijssel was in vroegere tijden te zien en te horen. De kleding van de Zwollenaren en de klederdracht van de boeren en boerinnen uit de omgeving kleurden het straatbeeld. Tot in het begin van de 20ste eeuw zien we op foto's en filmbeelden, kinderen met klompen en boerenkieltjes aan in de straten van Zwolle. Met name de klederdrachten van de boerenbevolking hebben het als onderscheidend element lang volgehouden. Tot in de jaren vijftig van de 20ste eeuw waren zeker tijdens de marktdagen nog volop boeren en boerinnen in klederdracht te zien.

Een nog grotere bindende factor was het taalgebruik, het Zwolse dialect, dat behoort tot de Gelders-Overijsselse dialecten. Tot het einde van de 19de eeuw spraken alle Zwollenaren Zwols, en dat van hoog tot laag, als de situatie er zich maar even voor leende. De Zwolse schrijfster Van Hille-Gaerthé herinnert zich in haar Zwolse mijmeringen over de jaren 1881-1914, hoe de Zwolse stem des volks klonk: "Zeuven centen veur een nei, now vraog ik oe! Ik nuum et een skande!" Ook in haar eigen, wat deftige familie werd Zwols gesproken: "Drie, vier generaties vroeger, toen Zwolle nog een besloten stadje was, sprak iedereen in de stad Zwols. Mijn oudtantes, die nu ongeveer 150 jaar oud zouden zijn, onderhielden zich in het Hollands met de jongere neven en nichten, maar onder elkaar spraken ze Zwols."

Resteert de vraag of de Blauwvingers ook wat betreft hun karakter, hun aard, een eigen identiteit hebben. Het Zwolse volkslied "Ik ben een Zwollenaar" roept een beeld op van burgers die aan zichzelf genoeg hebben en vooral niet op willen vallen ("Ik doe niet graag zo raar in 't volle openbaar"). Het is een opvatting die door de uit Zwolle afkomstige historicus en dichter professor J.W. Schulte Nordholt lijkt te worden gedeeld. Tijdens een toespraak ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van de stad in 1980, noemde hij als karakteristieke eigenschappen van de Zwollenaar terughoudendheid en flegmatisme.
Een mogelijk gevolg kan zijn dat Zwolle in de publieke opinie te kampen heeft met een saai imago. Veel Zwollenaren, inclusief het stadsbestuur, zijn zich daarvan bewust en zien het als een uitdaging daar verandering in aan te brengen. Dat zal gebeuren in een stad die de laatste decennia sterk is veranderd en gegroeid door de komst van nieuwkomers uit eigen land en door buitenlanders. De tijd zal leren wat de nieuwe identiteit van de Blauwvingers zal zijn.