Willem van Oranje

Van opstandeling tot ‘vader des vaderlands’

Willem van Oranje is een ambitieuze edelman die uitgroeit tot leider van de Opstand en later wordt vereerd als ‘vader des vaderlands’. Hij wordt gezien als de grondlegger van een nieuwe Nederlandse staat. Zelf heeft hij echter die zelfstandige staat nooit nagestreefd.

Prins van Oranje
Willem wordt in 1533 op slot Dillenburg (in het huidige Duitsland) geboren. Hij erft in 1544 het Franse prinsdom Oranje (Orange) en mag zich voortaan ‘prins’ noemen. Willem van Oranje heeft lutherse ouders maar Karel V eist, als keizer van het Heilige Roomse Rijk en heer der Nederlanden, dat de jonge prins verder een katholieke opvoeding krijgt. Daarom groeit Willem vanaf zijn twaalfde op aan het keizerlijk hof in Brussel. In die tijd is Brussel een wereldstad binnen een rijk dat zich uitstrekt van Oost-Europa tot Zuid-Amerika.

Willem raakt in die omgeving goed op de hoogte van de internationale politieke verhoudingen en bouwt een groot netwerk op. Zo schrijft hij zo’n 13.000 brieven aan zijn internationale contacten. Veel daarvan zijn in het Frans of in zijn moedertaal Duits geschreven.

Adellijke oppositie
Vanaf 1555 verwerft Oranje hoge posities en vaardigt Filips II, de zoon van Karel V, hem af om belangrijke internationale onderhandelingen te voeren. Als militair opperbevelhebber, lid van de Raad van State (adviesraad van de vorst), ridder in de Orde van het Gulden Vlies en stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht wordt hij een van de invloedrijkste edellieden in de Nederlanden. Maar zijn verhouding met Filips II verslechtert. Oranje wordt de belangrijkste woordvoerder van de adellijke oppositiepartij. Hij dringt bij de koning aan op minder strenge kettervervolgingen en verzet zich tegen de grotere rol van professionele ambtenaren in het landsbestuur. Door deze nieuwe ambtenaren raken edellieden hun oude posities kwijt.

Opstand
Het verzet tegen de Spaanse vorst groeit. Diplomatieke pogingen zijn weinig succesvol en in 1566 breekt de Beeldenstorm uit. Filips II beantwoordt de opstand met de aanstelling van de hertog van Alva, die de opstandelingen zwaar bestraft. Willem van Oranje vlucht, en organiseert vanaf 1568 vanuit slot Dillenburg verschillende militaire invallen in de Nederlanden om een einde te maken aan het bewind van Alva. In de Nederlanden voert hij zijn strijd daarnaast met propagandamiddelen als pamfletten, strijdliederen en prenten. Daaraan hebben we onder andere het Wilhelmus te danken. Aanvankelijk blijft militair succes uit. Pas als de geuzen, zoals de opstandelingen zichzelf noemen, op 1 april 1572 Den Briel innemen, begint de Opstand bredere steun te krijgen.

Tegen de verwachting in houden de opstandelingen in Holland en Zeeland stand, mede dankzij het doorzettingsvermogen van Oranje. Met de Pacificatie van Gent in 1576 weten zij zelfs vrede te sluiten met de overige gewesten. Het ideaal van Oranje lijkt nabij: het herstel van de zeventien gewesten onder adellijk bestuur en een einde maken aan de strijd tussen de verschillende groepen op basis van verdraagzaamheid. Maar deze eenheid is niet van lange duur.

Republiek
In 1580 zet Filips een beloning op het hoofd van Willem van Oranje. Willem reageert hierop met zijn Apologie (verweerschrift) en de Staten-Generaal van de opstandige gewesten komen met het Plakkaat van Verlating. De strekking van beide geschriften is dezelfde: verzet is gerechtvaardigd omdat de koning zich als een tiran gedraagt. Op 10 juli 1584 maakt de katholieke Balthasar Gerards met pistoolschoten een einde aan het leven van Willem van Oranje. Willem lijkt niets te hebben bereikt. Maar de opstandige provincies ontwikkelen zich een paar jaar na zijn dood tot een onafhankelijke zelfbewuste republiek. Daarom wordt Willem van Oranje achteraf beschouwd als de grondlegger van deze nieuwe staat, de 'vader des vaderlands'.